Taalverzorging A klas 4

Welkom 


Binnen = beginnen 

Pak je boek en ga naar de juiste pagina. 
1 / 32
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo lwoo, tLeerjaar 4

This lesson contains 32 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom 


Binnen = beginnen 

Pak je boek en ga naar de juiste pagina. 

Slide 1 - Slide

10 minuten lezen!
timer
10:00

Slide 2 - Slide

Wat gaan we doen?
We gaan de komende weken de volgende onderdelen bespreken:


  • Persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde en lijdend voorwerp
  • Persoonsvorm tegenwoordige tijd, persoonsvorm verleden tijd en voltooid deelwoord 

Slide 3 - Slide

Leerdoelen 
De komende week werken we aan de volgende leerdoelen: 

  • Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp en werkwoordelijk gezegde herkennen en benoemen in een zin.
  • Je kunt het lijdend voorwerp herkennen en benoemen in een zin

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Oefenen pv-ow-wg
1. Vanmorgen moesten we op de trap gaan zitten tijdens het tweede lesuur. 

2. De conciërge wees ons eerst de ruimte voor de gymzaal aan.

3. We zullen hier waarschijnlijk geen les kunnen krijgen. 

4.  Op school vermaakt Stijn ons vaak tijdens de pauze.

5. Vandaag mogen we hem wel even speciaal bedanken. 

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Het lijdend voorwerp
wie/wat + wwg + onderwerp = lijdend voorwerp. 

Wie of wat
+
wwg
+
lijdend voorwerp
onderwerp
=

Slide 12 - Slide

Oefenen
Benoem: pv - ow - wg - lv 

1. Hij heeft onze school het kampioenschap van de stad bezorgd.

2. Aan het strand bij Zandvoort kun je in de zomer verschillende zandstructuren zien.

3. De rector heeft ons zijn besluit niet verteld.

4. Aan de leerlingen van 3D kon met de boodschap wel meedelen.

5. Mijn neef toont mij steeds zijn nieuwste computerspel.

6. Wij hebben Anouk voor schooltijd een verjaardagscadeau gegeven. 

Slide 13 - Slide

Je gaat aan de slag met de opdrachten. 
Ben je klaar? Ga lezen of ga aan de slag met een ander vak. 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.

Slide 14 - Slide

Afsluiting
We werken aan de volgende leerdoelen:
  • Je kunt de persoonsvorm, het onderwerp en werkwoordelijk gezegde herkennen en benoemen in een zin.
  • Je kunt het lijdend voorwerp herkennen en benoemen in een zin


Slide 15 - Slide

Leerdoelen 
De komende week werken we aan de volgende leerdoelen: 

  • Je schrijft persoonsvormen in de tegenwoordige tijd volgens de huidige spellingsregels.
  • Je schrijft persoonsvormen in de verleden tijd volgens de huidige spellingsregels.
  • Je schrijft voltooid deelwoorden volgens de huidige spellingsregels.
  • Je schrijft onvoltooid deelwoorden volgens de huidige spellingsregels. 

Slide 16 - Slide

Persoonsvorm tegenwoordige tijd 


  • STAM (IK)
  • STAM + T (HIJ/ZIJ/U)
  • MEERVOUD : Hele werkwoord (WIJ/JULLIE)





Slide 17 - Slide

Oefenen persoonsvorm tt  
Noteer de persoonsvorm van de werkwoorden tussen haakjes in de tegenwoordige tijd.

  1. Het stand in Almere (bieden) veel mensen een recreatiemogelijkheid.

  2. In het weekend (verblijven) een groep watersporters in de buurt van de haven. 

  3. Ook na schooltijd (betreden) een enkeling het strand om even uit te blazen.

  4. Hoe (ervaren) je broer zijn nieuwe werkkring?

  5. (Worden) je later net als je broer metaalwerker in het bedrijf van je vader?

  6. Je (verbazen) je over de vele mogelijkheden na je opleiding. 

Slide 18 - Slide

Je gaat aan de slag met de opdrachten. 
Ben je klaar? Ga lezen of ga aan de slag met een ander vak. 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.

Slide 19 - Slide

PV verleden tijd
Sterke werkwoorden 
lopen - liepen 
Blijven - bleven 
Schiet - schoot 

Zwakke werkwoorden 
Stam + de(n) of Stam + te (n)

2 manieren:
Maak het woord langer - hoor je een t of d? 
Toch hulp nodig? Gebruik ‘T X KoFSCHiP

Slide 20 - Slide

Oefenen persoonsvorm vt 
Noteer de persoonsvorm van de werkwoorden tussen haakjes in de verleden tijd. Let op zwakke- en sterke werkwoorden!

1. Een journalist (verwoorden) de gebeurtenissen op correcte wijze.

2. Vorig jaar (bedragen) de winst van het bedrijf vier procent hoger.

3. Wij (wachten) meer dan een uur op de volgende trein.

4. Deze vriendelijke bloemist (verkopen) zeer bijzondere bloemen en planten.

5. Wij (verbazen) ons over het ontbreken van zwerfvuil in het buitenland. 

6. Tijdens de vakantie (ontmoeten) we veel hulpvaardige mensen. 

Slide 21 - Slide

Je gaat aan de slag met de opdrachten. 
Ben je klaar? Ga lezen of ga aan de slag met een ander vak. 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.

Slide 22 - Slide

Oefenen pv tt en vt 
Noteer de persoonsvormen van de werkwoorden in de tegenwoordige en in de verleden tijd.

1. Het vliegtuig (landen) met hulp van verkeersleiders veilig op Schiphol.

2. De mensen (leiden) het vliegverkeer boven Nederland in goede banen.

3. Een verkeersleider (melden) de juiste aanvliegroute aan de piloot.

4. De piloot (verstaan) natuurlijk de taal van de verkeersleider.

5. Met speciale codes (worden) de juiste route en hoogte doorgegeven. 

6. Vliegentuigen (wachten) in parkeerbanen tot zij mogen landen. 

Slide 23 - Slide

Slide 24 - Slide

Slide 25 - Slide

Slide 26 - Slide

Slide 27 - Slide

Slide 28 - Slide

Slide 29 - Slide

Slide 30 - Slide

Je gaat aan de slag met de opdrachten. 
Ben je klaar? Ga lezen of ga aan de slag met een ander vak. 
Aan de slag!
Aan de slag?
Aan de slag.

Slide 31 - Slide

Afsluiting
We werken aan de volgende leerdoelen:

  • De komende week werken we aan de volgende leerdoelen:
  • Je schrijft persoonsvormen in de tegenwoordige tijd volgens de huidige spellingsregels.
  • Je schrijft persoonsvormen in de verleden tijd volgens de huidige spellingsregels.
  • Je schrijft voltooid deelwoorden volgens de huidige spellingsregels.
  • Je schrijft onvoltooid deelwoorden volgens de huidige spellingsregels. 


Slide 32 - Slide