Noteer de persoonsvorm van de werkwoorden tussen haakjes in de verleden tijd. Let op zwakke- en sterke werkwoorden!
1. Een journalist (verwoorden) de gebeurtenissen op correcte wijze.
2. Vorig jaar (bedragen) de winst van het bedrijf vier procent hoger.
3. Wij (wachten) meer dan een uur op de volgende trein.
4. Deze vriendelijke bloemist (verkopen) zeer bijzondere bloemen en planten.
5. Wij (verbazen) ons over het ontbreken van zwerfvuil in het buitenland.
6. Tijdens de vakantie (ontmoeten) we veel hulpvaardige mensen.