Samenvatting deel A<B en C

Werken in de dagbesteding
Samenvatting deel A,B en C
1 / 36
next
Slide 1: Slide
Zorg en WelzijnMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 4

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Werken in de dagbesteding
Samenvatting deel A,B en C

Slide 1 - Slide

Geef voorbeelden van activiteiten bij een dagbesteding

Slide 2 - Open question

Zelfredzaamheid
A
Vermogen om zelfstandig ADL te verrichten
B
Geen vermogen om zelfstandig ADL te verrichten

Slide 3 - Quiz

Na veel oefenen kan Thomas nu zijn eigen veters strikken.
Wat is verbeterd nu Thomas zijn veters kan strikken?
Er zijn TWEE antwoorden goed.
A
zijn grove motoriek
B
zijn afhankelijkheid
C
zijn fijne motoriek
D
zijn zelfredzaamheid

Slide 4 - Quiz

Wat is staar?

Slide 5 - Open question

Slide 6 - Slide

Een zorgvrager heeft moeite met kijken. Hij heeft last van een troebele ooglens. Wat heeft hij?
A
verziend
B
staar
C
bijziend
D
auditief beperkt

Slide 7 - Quiz

wat betekent auditief
A
auditie doen
B
wat het zicht betreft
C
wat het gehoor betreft

Slide 8 - Quiz

Wat is visueel?
A
wat met horen te maken heeft
B
wat met zien te maken heeft
C
wat met voelen te maken heeft

Slide 9 - Quiz

Wat is een ander woord voor beroerte?
A
hersenbloeding en herseninfarct
B
hersenkwab en hersenschudding
C
hersenaanval en hersenkraker
D
hersenpijn en hersenbloeding

Slide 10 - Quiz

Wat is een ander woord voor CVA
A
Hartinfarct
B
Beroerte
C
Longontsteking
D
Ziekte van Parkinson

Slide 11 - Quiz

Hoe kun je een beroerte herkennen?
Meerdere antwoorden mogelijk
A
scheve mond
B
zingen
C
pijnlijke arm
D
raar praten

Slide 12 - Quiz

Wat is de FAST test?

Slide 13 - Open question

Slide 14 - Slide

Hoe heet de meest voorkomende vorm van dementie
A
Parkinson
B
Obesitas
C
Alzheimer
D
Ms

Slide 15 - Quiz

Parkinson is een:
A
Ziekte van de bloedvaten
B
Ziekte van het hart
C
Ziekte van de hersenen
D
Ziekte van de zenuwen

Slide 16 - Quiz

Wat is geen symptoom van de ziekte van Parkinson?
A
Tremors (trillen) van bijv. de handen
B
Stijfheid van de spieren
C
Bevriezing
D
Diarree

Slide 17 - Quiz

Noem een plek die 'smetschoon' moet zijn

Slide 18 - Open question

Ruwschoon
smetschoon
huishoudelijk schoon

Slide 19 - Drag question

Hoe gebruik je een microvezeldoek?

Slide 20 - Open question


Een juiste schoonmaakregel is
A
Eerst nat dan droog
B
Eerst droog dan nat

Slide 21 - Quiz


Een juiste schoonmaakregel is
A
Van vuil naar schoon
B
Van schoon naar vuil

Slide 22 - Quiz


Een juiste schoonmaakregel is
A
Van boven naar beneden
B
Van beneden naar boven

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Slide

Wat is psychogeriatrie?
A
een vorm van dementie
B
depressie bij bijvoorbeeld eenzaamheid
C
ouderdomsklachten op lichamelijke gebied
D
geestelijke problemen bij het ouder worden

Slide 25 - Quiz

Hoeveel zintuigen heeft de mens?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 26 - Quiz

welke 5 zintuigen heb je?

Slide 27 - Open question

Wat zijn de 4 basis emoties?

Slide 28 - Open question

Welke basis emotie hoort bij zenuwachtig
A
blij
B
bang
C
bedroefd
D
boos

Slide 29 - Quiz

Waar wordt BMI voor gebruikt?
A
Om te meten of je gezond eet
B
Om te meten of je lang genoeg bent
C
Om te meten hoe veel je weegt
D
Om te meten of je een gezond gewicht hebt in vergelijking met jouw lengte

Slide 30 - Quiz

Berekenen BMI

Bereken de BMI door het gewicht in kilogram te delen door het kwadraat van de lengte in meters: BMI = kg / (lengte x lengte)


Voorbeeld: iemand weegt 120 kilo bij een lengte van 1,85 meter:
BMI = 120 / (1,85x1,85) = 35


Slide 31 - Slide

In welke productgroep in de schijf van 5 zitten producten met veel vezels?
A
Brood, graanproducten en aardappelen
B
Dranken
C
Smeer- en bereidingsvetten
D
Zuivel, noten, vis, vlees, ei en peulvruchten

Slide 32 - Quiz

De schijf van 5

Slide 33 - Slide

Voedingsstoffen

Slide 34 - Slide

Wat zijn voedingsstoffen?

Slide 35 - Open question

Slide 36 - Slide