FA trede 7.1: Herhaling avoir + être




Lundi, 30 août
Aujourd'hui c'est mardi le 22 novembre
1 / 21
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 1

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson




Lundi, 30 août
Aujourd'hui c'est mardi le 22 novembre

Slide 1 - Slide

Nederland wint het WK?
😒🙁😐🙂😃

Slide 2 - Poll

Lesdoelen deze week:
  • Ik kan de vocabulaire-lijst en phrases-clés gebruiken en uitspreken
  • Ik herhaal de vervoeging van de werkwoorden avoir en être
  • Ik begrijp wat een regelmatig werkwoord eindigend op -er is.
  • Ik kan de regelmatige werkwoorden op -er vervoegen
  • Ik maak een presentatie over een Franse feestdag 



Slide 3 - Slide

Periodedoelen aanmaken
  1. Maak in de portal een periodedoel aan voor trede 7 en 8.
  2. Doornemen leerdoelenkaart
  3. Doornemen eindopdrachten
  4. Doornemen vocabulaire + phrases clés

Slide 4 - Slide

AVOIR
hebben

Slide 5 - Slide

Nederlands

ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft / wij hebben



Frans

j'ai
tu as
il a
elle a
on a

Slide 6 - Slide

Nederlands

wij hebben
jullie hebben / u heeft
zij hebben (mmv / gmv)
zij hebben (vmv)




Frans

nous avons
vous avez
ils ont
elles ont

Slide 7 - Slide

Lesdoelen deze week:

  • Ik ken het werkwoord être 
  • Ik kan het werkwoord être vervoegen

Slide 8 - Slide

ÊTRE
zijn

Slide 9 - Slide

Nederlands

ik ben
jij bent
hij is
zij is
men is / wij zijn



Frans

je suis
tu es
il est
elle est
on est

Slide 10 - Slide

Nederlands

wij zijn
jullie zijn / u bent
zij zijn (mmv / gmv)
zij zijn (vmv)




Frans

nous sommes
vous êtes
ils sont
elles sont

Slide 11 - Slide

WW -er

Slide 12 - Mind map


danser
donner
rester
regarder
travailler
nager
 
jouer
habiter
arriver
demander
écouter
parler
Voorbeelden van werkwoorden op -ER

Slide 13 - Slide

Je kunt er een regel op loslaten:
ww zonder -er = stam

Slide 14 - Slide

A. optreden

B. ontdekt worden

C. zin hebben om te 

A. rest
B. dans
C.  écout
D.  regard
E. habit
F. donn
1.  donner
2.  habiter
3.  danser
4.  écouter
5.  regarder
6.  rester

Slide 15 - Drag question

Je kunt er een regel op loslaten:
  • Achter de stam komt een uitgang.
  • De uitgang hangt af van het persoonlijk voornaamwoord

Slide 16 - Slide

Persoonlijk vnw.
je
tu 
il / elle / on
nous 
vous 
ils / elles
Uitgang
+ e
+ es
+ e
+ ons
+ ez
+ ent

Slide 17 - Slide

Werkwoorden op -er

Slide 18 - Slide

Uitwerking PORTER
je
tu 
il / elle / on
nous 
vous 
ils / elles
PORT
porte
portes
porte
portons
portez
portent

Slide 19 - Slide

Werkdoelen
  • Les fêtes en France (t8)
  • Tu vas bien? (t7)
  • Vocabulaire trede 7
  • Phrases-clés trede 7 + 8 


Slide 20 - Slide

Au  revoir

Slide 21 - Slide