Trede 15 / 20

1 / 34
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolmavoLeerjaar 1

This lesson contains 34 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Herhaling toetsstof
Vanaf hier vind je de uitleg van alle stof die je moet beheersen voor de bloktoets van trede 20. 

Slide 2 - Slide

Le pronom personnel
Je gebruikt het pronom personnel om te verwijzen naar 1 of meerdere personen, 1 of meerdere dingen.

Slide 3 - Slide

Nederlands
ik
jij
hij 
zij
het
wij (informeel), men


Frans
je
tu
il
elle
ce / c'
on

Slide 4 - Slide

Nederlands
wij
jullie / u
zij 




Frans
nous
vous
ils / elles

Slide 5 - Slide

ils

- een groep jongens;
- een groep jongens en meisjes





elles

- een groep van alleen maar meisjes

Slide 6 - Slide

Gebruik:
Deze persoonlijke voornaamwoorden gebruik je samen met een vorm van een werkwoord.

Slide 7 - Slide

AVOIR
hebben

Slide 8 - Slide

Nederlands

ik heb
jij hebt
hij heeft
zij heeft
men heeft / wij hebben



Frans

j'ai
tu as
il a
elle a
on a

Slide 9 - Slide

Nederlands

wij hebben
jullie hebben / u heeft
zij hebben (mmv / gmv)
zij hebben (vmv)




Frans

nous avons
vous avez
ils ont
elles ont

Slide 10 - Slide

ÊTRE
zijn

Slide 11 - Slide

Nederlands

ik ben
jij bent
hij is
zij is
men is / wij zijn



Frans

je suis
tu es
il est
elle est
on est

Slide 12 - Slide

Nederlands

wij zijn
jullie zijn / u bent
zij zijn (mmv / gmv)
zij zijn (vmv)




Frans

nous sommes
vous êtes
ils sont
elles sont

Slide 13 - Slide

Avoir
j'ai
tu as
il a
nous avons
vous avez
ils ont
Être 
je suis
tu es
il est
nous sommes
vous êtes
ils sont

Slide 14 - Slide

Regelmatige ww -ER

Slide 15 - Slide

Ik begrijp wat een regelmatig werkwoord is
  • Grote groep werkwoorden
  • Je past overal de dezelfde regel toe
  • Onregelmatig: volgt zijn eigen regels

Slide 16 - Slide


danser
donner
rester
regarder
travailler
nager
 
jouer
habiter
arriver
demander
écouter
parler
Voorbeelden van werkwoorden op -ER

Slide 17 - Slide

Je kunt er een regel op loslaten:
ww zonder -er = stam

Slide 18 - Slide

Je kunt er een regel op loslaten:
  • Achter de stam komt een uitgang.
  • De uitgang hangt af van het persoonlijk voornaamwoord

Slide 19 - Slide

Persoonlijk vnw.
je
tu 
il / elle / on
nous 
vous 
ils / elles
Uitgang
+ e
+ es
+ e
+ ons
+ ez
+ ent

Slide 20 - Slide

Uitwerking DONNER
je
tu 
il / elle / on
nous 
vous 
ils / elles
DONN
donne
donnes
donne
donnons
donnez
donnent

Slide 21 - Slide

Uitwerking HABITER
j'
tu 
il / elle / on
nous 
vous 
ils / elles
HABIT
habite
habites
habite
habitons
habitez
habitent

Slide 22 - Slide

Verbuga pro
https://www.verbos.eu/Comppro/#Login
code: epoort
ww: Frans
Werkwoordentrainer (via hier, It's learning, learning portal)
Leerjaar 1 / LJ1

Slide 23 - Slide

Le pronom possessif


"C'est ma carotte!"

Slide 24 - Slide

Le pronom possessif
Le pronom possessif = het bezittelijk voornaamwoord.

Comment s'appelle sa grand-mère?

Hoe heet zijn/haar oma?

Slide 25 - Slide

Voorbeeld:
Voilà Monique. Son frère s'appelle Thomas.
Daar is Monique. Haar broer heet Thomas.

Et il s'appelle Marc. Sa soeur s'appelle Yvette.
En hij heet Marc. Zijn zus heet Yvette.

Slide 26 - Slide

m - v- mv ?Voorbeeld:
Kijk naar het zelfstandig
naamwoord ACHTER het 
bezittelijk voornaamwoord!

 
J'habit ici, voilà ...... maison

        Le pronom possessif
        
                          mannelijk        vrouwelijk    meervoud

mijn                      mon                  ma                 mes

jouw                     ton                     ta                   tes

zijn / haar            son                     sa                  ses

Slide 27 - Slide

Let op:

Het Frans kijkt naar het woord waar het bezittelijk voornaamwoord bij hoort om te bepalen welk woord je nodig hebt. 
Het LE / LA / LES bepaalt!!

Slide 28 - Slide

m - v- mv ?Voorbeeld:
Kijk naar het zelfstandig
naamwoord ACHTER het 
bezittelijk voornaamwoord!

 
J'habit ici, voilà ...... maison

        Le pronom possessif
        
                          mannelijk        vrouwelijk    meervoud

mijn                      mon                  ma                 mes

jouw                     ton                     ta                   tes

zijn / haar            son                     sa                  ses

Slide 29 - Slide

m - v- mv ?Voorbeeld:
Kijk naar het zelfstandig
naamwoord ACHTER het 
bezittelijk voornaamwoord!

 
J'habit ici, voilà ...... maison

        Le pronom possessif
        
                          mannelijk        vrouwelijk    meervoud

onze / ons          notre                notre            nos

jullie / uw            votre                votre            vos

hun                      leur                   leur              leurs

Slide 30 - Slide

m  - v - mv ?
Hoe weet je nu of je
mannelijk, vrouwelijk of meervoud 
moet gebruiken?

Regarde, c'est ....... copine. (mijn)

Slide 31 - Slide

m  - v - mv ?
Kijk naar het zelfstandig naamwoord
ACHTER
het bezittelijk voornaamwoord.

Copine = la copine = vrouwelijk 
DUS: mijn + vrouwelijk = ma copine

Slide 32 - Slide

let op: klinkerregel!
l'école = vrouwelijk

Mon école s'appelle Rodenborch.


Slide 33 - Slide

let op: klinkerregel!
l'école = vrouwelijk

Mon école s'appelle Rodenborch.

Ma école mag niet vanwege klinkerbotsing!

Slide 34 - Slide