herhaling woordsoorten grammatica

Welkom 2Ha
Vandaag zullen we in een klein uurtje de grammatica herhalen voor het komende so.

Neem een schrift en een pen erbij! / laptop
1 / 19
next
Slide 1: Slide
Dienstverlening en ProductenMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 19 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom 2Ha
Vandaag zullen we in een klein uurtje de grammatica herhalen voor het komende so.

Neem een schrift en een pen erbij! / laptop

Slide 1 - Slide

Wat zullen we vandaag behandelen?
Hoofdstuk 1:  persoonlijk en bezittelijk voornaamwoord
Hoofdstuk 4: telwoorden ( bepaalde en opbepaalde hoofd en rangtelwoorden.
Hoofdstuk 5: Enkelvoudige en samengestelde zinnen (hoofd en bijzinnen)
Hoofdstuk 5: nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

Slide 2 - Slide

intro
Een persoonlijk voornaamwoord is een woord dat (meestal) verwijst naar een levend wezen (persoonlijk).

Een bezittelijk voornaamwoord is een woord dat een relatie aangeeft tussen een zelfstandig naamwoord en een persoon, dier of instantie (bezittelijk).




Slide 3 - Slide

Pak je schrift en maak zin 1 t/m 5

Slide 4 - Slide

antwoorden
1 Mijn = bez.vnw; haar = bez.vnw
2 je = pers.vnw; onze = bez.vnw
3 m’n = bez.vnw; zijn = bez.vnw
4 hun = pers.vnw; hun = bez.vnw
5 Ik = pers.vnw; jou = pers.vnw

Slide 5 - Slide

opdracht
Maak één zin waarin tweemaal het woord jullie voorkomt. Het ene woord jullie is een persoonlijk voornaamwoord en het andere woord jullie is een bezittelijk voornaamwoord. 

Slide 6 - Slide

Belangrijke termen om te beheersen op de toets
Check hiervoor de lijst die ik gestuurd heb!
Kies uit: zelfstandig naamwoord (zn), bijvoeglijk naamwoord (bn) zelfstandig werkwoord (zww), hulpwerkwoord (hww), persoonlijk voornaamwoord (pers.vnw), bezittelijk voornaamwoord (bez.vnw), aanwijzend voornaamwoord (aanw.vnw), vragend voornaamwoord (vr.vnw) en voorzetsel (vz).

Slide 7 - Slide

telwoorden en rangtelwoorden
Hoofdtelwoorden: noemen een aantal of een hoeveelheid!

Rangtelwoorden: benoemen een volgorde denk hierbij aan een wedstrijd! ( eerste , tweede etc)

Slide 8 - Slide

Wat betekent dan bepaald en onbepaald?
Bepaald geeft aan dat het een duidelijke plaats aan geeft of een duidelijk aantal. Je weet het precies!
Onbepaald geeft aan dat het niet compleet duidelijk is hoeveel of op welke plaats

Slide 9 - Slide

oefenen!
1.De laatste dagen van december maakten een koude winter goed.
2. In 2021 beleefde Nederland de warmste zomerdag ooit:
3. Het werd namelijk 36 graden.
4 Normaal ligt de temperatuur in deze tijd meerdere graden lager.

Slide 10 - Slide

antwoorden
1.De laatste dagen van december maakten een koude winter goed.
2. In 2021 beleefde Nederland de warmste zomerdag ooit:
3. Het werd namelijk 36 graden.
4 Normaal ligt de temperatuur in deze tijd meerdere graden lager.

Slide 11 - Slide

hoofd en bijzinnen
Een zin met minimaal twee persoonsvormen noemen we een samengestelde zin. Een samengestelde zin kan bestaan uit een hoofdzin / meerdere hoofdzinnen en/of een bijzin / meerdere bijzinnen bijzinnen.

Slide 12 - Slide

hoofdzinnen
Hoofdzin

In een hoofdzin staat de persoonsvorm helemaal vooraan of direct na het eerste zinsdeel.
- Heb jij de keuken gestofzuigd?
- Ik wil dat broodje eten.
- Die man is gek geworden.
Hoofdzinnen kunnen met elkaar verbonden worden door nevenschikkende voegwoorden, zoals: 
en,want,maar,of,dus
- Ik kan die lamp niet repareren, maar ik kan wel een nieuwe lamp kopen.
- Hij eet geen hamburgers meer, want hij wordt anders snel te dik.
- De buurman heeft grijs haar en hij gaat iedere ochtend hardlopen.



Slide 13 - Slide

bijzinnen
Bijzin

In een bijzin staat de persoonsvorm niet vooraan, maar juist achteraan (helemaal achteraan of als een van de laatste woorden). Hoofd- en bijzinnen kunnen met elkaar verbonden worden door onderschikkende voegwoorden, zoals: dat, als, daardoor, hoewel, indien, nadat, omdat, terwijl, toen, wanneer, zodat, zodra, of, wat.

- Hij vertelde me dat hij naar het strand zou gaan.
- Ze gaat met me mee, als ik haar ticket betaal.
- Ik vind hem heel slim, hoewel hij af en toe wel slordig is.

Slide 14 - Slide

conclusie
1.Een samengestelde zin kan bestaan uit een hoofdzin / meerdere hoofdzinnen en/of een bijzin / meerdere bijzinnen.
2.In een hoofdzin staat de persoonsvorm helemaal vooraan of direct na het eerste zinsdeel.
3.In een bijzin staat de persoonsvorm niet vooraan, maar juist achteraan (helemaal achteraan of als een van de laatste woorden).

Slide 15 - Slide

opdracht
Wat is de hoofd- en bijzin in de volgende zinnen?

a. Mijn moeder hielp mij altijd met Engels, omdat ik dat erg moeilijk vond.
b. Ik moet morgen naar de tandarts, want ik heb kiespijn.
c. De man, met de rode zonnebril, liep snel de winkel uit. 

Slide 16 - Slide

antwoorden
Uitwerkingen:

a. Mijn moeder hielp mij altijd met Engels, omdat ik dat erg moeilijk vond.
De zinnen zijn verbonden door het onderschikkende voegwoord omdat, dit betekent dat er een bijzin is.
--> hoofdzin: Mijn moeder hielp mij altijd met Engels
--> bijzin: omdat ik dat erg moeilijk vond.

b. Ik moet morgen naar de tandarts, want ik heb kiespijn.
Beide zinnen zijn hoofdzinnen omdat ze verbonden zijn door het nevenschikkende voegwoord want.


c. De man, met de rode zonnerbil, liep snel de winkel uit.
--> hoofdzin: De man liep snel de winkel uit
--> bijzin: met de rode zonnebril




Slide 17 - Slide

Slide 18 - Slide

Wat kan ik thuis nog doen om te oefenen?
1. ga naar youtube/google en typ het onderwerp dat je lastig vindt. Je kunt ook naar google gaan. Het onderwerp intoetsen en oefenen erachter zetten.
2. neem het blad goed door dat ik jullie gegeven heb!/ oude opgaves (magisterberichten)
3. ga naar Nieuw Nederlands online en herhaal de opdrachten die je lastig vond./ de oude lesson ups (magisterberichten)
4. Op tijd gaan slapen! ( hierdoor maak je geen stomme foutjes!)

Slide 19 - Slide