Mens en MaatschappijMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2
This lesson contains 45 slides, with interactive quizzes, text slides and 8 videos.
Lesson duration is: 30 min
Items in this lesson
Thema 9 Grondstoffen
Blok 3 Arbeidsomstandigheden.
Slide 1 - Slide
Wat gaan we doen deze les?
Blok 3: Arbeidsomstandigheden
Lezen: 'Waar gaat dit blok over', ‘Armoede', ‘Landbouwkoloniën' & ‘Bevolkingsgroei’, p. 54, 55, 58 & 60.
Maken: opdracht 1, 2,3,4,5, 7, 9, 10 + 11
Slide 2 - Slide
Wat zijn de bouwstenen (=leerdoelen) van deze les?
Je kan beschrijven hoe arbeiders in Nederland leefden in de 19e eeuw.
Je kan twee redenen noemen waarom er veel armoede in Nederland was.
Je kan twee voorbeelden noemen hoe deze armoede opgelost kon worden.
Je kan verklaren waardoor de Nederlandse bevolking groeide in de 19e eeuw.
Slide 3 - Slide
Waar gaat dit blok over?
In de negentiende eeuw waren de arbeidsomstandigheden in Nederland slecht. Veel mensen waren erg arm. Inmiddels is Nederland door de modernisering een welvarend lang geworden.
In andere delen van de wereld zijn de arbeidsomstandigheden nog altijd erg slecht. Hoe kunnen we deze omstandigheden verbeteren?
Slide 4 - Slide
Wanneer ben je eigenlijk arm?
Slide 5 - Mind map
0
Slide 6 - Video
Hulp aan armen in de 19e eeuw
Bij ziekte of werkloosheid klopte je in eerste instantie aan bij familie.
Geen familie? Dan was je afhankelijk van liefdadigheid.
Liefdadigheid in de 19e eeuw kwam van de kerk of rijke burgers.
Deze liefdadigheid bestond uit: voedsel, brandstof en kleding.
Om liefdadigheid te ontvangen moest je: het écht nodig hebben, jenetjesgedragen, dankbaarzijn en naar de kerk gaan.
Een schilderij van Albert Anker waarop soep wordt uitgedeeld aan armen.
Slide 7 - Slide
Rol van de overheid
De rol van de overheid (landelijk en gemeentelijk) was erg klein: zij zagen het niet als hun taak.
Sommige gemeenten hadden een armenfonds. Dit fonds was niet verplicht en het geld was beperkt: op was op.
De Goudsbloemgracht in de Amsterdamse wijk Jordaan uit 1850. Het is eigenlijk helemaal geen gracht, maar een sloot met aan beide kanten zeer slechte woningen. De hygiëne was slecht. Er was geen schoon drinkwater, geen riool, geen wc's. Regenwater werd verzameld in tonnen.
Slide 8 - Slide
Arbeidsomstandigheden
Saai (door arbeidsdeling/lopende band).
Langewerkdagen (14 uur per dag).
Gevaarlijk.
Geen enkel recht, ook geen stakingsrecht.
Lage lonen (bij fouten: loon inhouden).
Slide 9 - Slide
Kinderarbeid
Ze zijn nog jong: je hebt er nog lang wat aan.
Vrouwen en kinderen zijn goedkoper dan mannen.
Kleine handen kunnen beter op plekken tussen machines.
Panden die niet als woning zijn bedoeld (zoals kelderwoningen).
Dichtbijfabrieken met hun rokende schoorstenen.
Slechte hygiëne, riolering en watervoorzieining.
Slide 12 - Slide
In sommige delen van Noord- en Oost-Nederland
was het trouwens niet veel beter...
Een plaggenhut met heideplaggen bedekte hut. Ze waren te vinden in de armste gebieden van Nederland, vooral in Drenthe, Friesland en Overijssel en werden bewoond door de allerarmste arbeiders, vaak met grote gezinnen. Een plaggenhut was een eenvoudig bouwwerk, meestal gedeeltelijk uitgegraven en zonder zijmuren zodat het dak op grondhoogte begon. Het dak was bekleed met plaggen die uit het omliggende land werden gehaald.
Slide 13 - Slide
Waterput waarmee water voor een hele wijk uit het grondwater wordt gehaald.
Grondwater werd vaak gebruikt als drinkwater.
Door een kapotte riolering kunnen uitwerpselen bij het drinkwater komen.
Uitwerpselen die besmet zijn (bijvoorbeeld met cholera) komen in het grondwater terecht.
Arbeiderswijk
Slide 14 - Slide
Sociale Kwestie
De slechte woon- en werkomstandigheden van de arbeiders zijn duidelijk zichtbaar. Deze problemen en het zoeken naar een oplossing hiervoor heet: de Sociale kwestie.
Arbeiders gaan zich organiseren in vakbonden. Hierdoor komen er ook meer stakingen voor.
De 'rijken' krijgen ook last van de problemen van de arbeiders: ongelukken en stakingen in de fabrieken, en zeer besmettelijke ziekten.
Slide 15 - Slide
Als je rond 1850 in armoede moest leven, was je in eerste aangewezen op [.........1.........] .
Kon je daar niet terecht, dan was je aangewezen op [.........2.........] .
De overheid bemoeide zich verder niet met de [.........3.........] .
Dat veranderde in 1854. Toen nam de [.........4.........] overheid een wet aan: de [.........5.........] .
Hierin stond dat de [.........6.........] overheid moest zorgen voor de allerarmsten. Die zat hier helemaal niet op te wachten, want er kwam geen geld hiervoor uit [.........7.........] .
Sleep de woorden naar
de juiste plaats
landelijke
familie
gemeentelijke
Armenwet
armenzorg
Den Haag
liefdadigheid
Slide 16 - Drag question
Landbouwkoloniën
Om de armen te laten werken voor deze liefdadigheid moesten de armen werken in landbouwkoloniën zoals in Drenthe en Friesland.
Sommigen leden van deze liefdadigheidsorganisaties kwamen op bezoek bij de armen om te controleren of zij wel goed leefden.
We lezen Landbouwkoloniën op blz 58
Slide 17 - Slide
Bevolkingsgroei
Eind negentiende eeuw verbeteren de leefomstandigheden. Riolering en waterleiding werd aangelegd > Mensen werden zodoende minder vaak ziek.
Er werd meer voedsel verbouwd dankzij verbeteringen in de landbouw. Ook werd er graan geïmporteerd.
Kennis over hygiëne verbeterde > minder epidemieën.
Tussen 1850 en 1900 groeit de bevolking van 3.1 naar 5 miljoen mensen.
Slide 18 - Slide
aan de slag!
Blok 3: Arbeidsomstandigheden
Lezen: 'Waar gaat dit blok over', ‘Armoede', ‘Landbouwkoloniën' & ‘Bevolkingsgroei’, p. 54, 55, 58 & 60.
Maken: opdracht 1, 2,3,4,5, 7, 9, 10 + 11
Slide 19 - Slide
1. Wat gaan we doen deze les?
Een nieuwe grondwet (blz 62 )
Aan de slag!
Slide 20 - Slide
Bouwstenen (of leerdoelen) van deze les
Je kan uitleggen waarom Willem II in 1848 een nieuwe grondwet liet schrijven.
Je kan drie wijzigingen uit de grondwet van 1848 noemen waardoor de koning zijn macht verloor.
Je kan drie maatschappelijke stromingen in de politiek beschrijven. Je kan aangeven welke groepen en belangen zij hadden en welke mensen deze ideeën goed vonden.
Slide 21 - Slide
Een nieuwe grondwet
In 1840 volgde Willem II zijn vader op. De koning had veel macht. Er waren wel ministers, maar die kon de koning gewoon ontslaan. Hij bepaalde alles en wetten maakte hij zelf....
In 1848 zijn er in heel Europa revoluties. Mensen willen inspraak in het bestuur. Willem II, bang voor de gevolgen van een eventuele revolutie, gaf de liberaal Thorbecke de opdracht een nieuwe grondwet te schrijven.
Door deze grondwet begon ons land een democratie te worden
Lees Een nieuwe grondwet op blz 62
Je kan uitleggen waarom Willem II in 1848 een nieuwe grondwet liet schrijven.
Slide 22 - Slide
Een nieuwe grondwet
In deze grondwet:
Wordt ministeriële verantwoordelijkheid ingevoerd. Ministers zijn verantwoordelijk voor wetten en de koning werd onschendbaar (ministers zijn verantwoordelijk voor koning)
De wetgevende macht komt bij het parlement te liggen ( => Het parlement moet wetten eerst goedkeuren voor ze ingevoerd worden).
Het censuskiesrecht werd ingevoerd (rijke mannen kiezen Tweede Kamer)
In artikel 1 van de grondwet staat dat de staat alle mensen gelijk behandeld moeten worden.
Kijk het filmpje in de volgende slide zelf. Daarna volgen vragen over deze stof.
Je kan drie wijzigingen uit deze grondwet noemen waardoor de koning zijn macht verloor.
Slide 23 - Slide
Slide 24 - Video
Wanneer was het Revolutiejaar?
A
1813
B
1815
C
1830
D
1848
Slide 25 - Quiz
In 1848 heeft Thorbecke de grondwet geschreven. Thorbecke schreef: 'de koning is onschendbaar, de ministers zijn verantwoordelijk.'
Thorbecke was ...
A
Liberaal
B
Conservatief
C
Confessioneel
D
Socialist
Slide 26 - Quiz
'Niet de koning zelf, maar zijn ministers zijn verantwoordelijk voor besluiten.' hoort bij:
A
ministeriële verantwoordelijkheid
B
onschendbaar
C
censuskiesrecht
D
klassieke
grondrechten
Slide 27 - Quiz
Wie heeft de wetgevende macht vanaf 1848?
A
Parlement
B
Regering
C
De Eerste Kamer
D
De Tweede Kamer
Slide 28 - Quiz
Wat betekent censuskiesrecht uit de grondwet van 1848?
A
Mannen mogen stemmen
B
Rijke mannen en vrouwen mogen stemmen
C
Mannen die boven een bepaald bedrag belasting betalen mogen stemmen
D
Iedereen mag stemmen
Slide 29 - Quiz
Slide 30 - Video
Aan de slag
Lezen:
Typhus Mary, Een nieuwe grondwet en Maatschappelijke stromingen (blz 61t/m 62)
Maken:
Opdrachten t/m 13 + deze week maak je één menukaart naar keuze.
-Maken: Opdrachten t/m 18 + deze week maak je één menukaart naar keuze.
-Leren met Quizlet.live
Slide 32 - Slide
Bouwstenen (of leerdoelen) van deze les
Je kan drie maatschappelijke stromingen in de politiek beschrijven. Je kan aangeven welke groepen en belangen zij hadden en welke mensen deze ideeën goed vonden.
Je kan drie voorbeelden noemen van sociale wetten.
Slide 33 - Slide
Maatschappelijke stromingen
Liberalen vinden vrijheid belangrijk. De overheid moet zich zo min mogelijk met burgers en de economie bemoeien. Vooral rijke mensen vonden deze ideeën goed.
Confessionelen (= protestanten en katholieken) vinden het belangrijk dat het geloof, dat wat in de bijbel staat, in de wetten terug te zien is. Vooral gelovige mensen vonden deze ideeën goed.
Socialisten vinden dat er voor de belangen van de arbeiders opgekomen moet worden en dat er sociale wetten gemaakt moeten worden. Arbeiders waren aanhangers van het socialisme.
Lees Maatschappelijke stromingen op blz 63
Leerdoel
Je kan drie maatschappelijke stromingen in de politiek beschrijven. Je kan aangeven welke groepen en belangen zij hadden en welke mensen deze ideeën goed vonden.
Slide 34 - Slide
Slide 35 - Video
Arbeidsomstandigheden
De sociale kwestie = de leef- en arbeidsomstandigheden van de arbeiders.
In 1874 werd de eerste sociale wet, het Kinderwetje van Van Houten, aangenomen. Kinderen onder de 12 mochten niet langer in de fabrieken werken.
Meer sociale wetten volgden: de woningwet 1901, leerplichtwet, de ongevallenwet, de arbeidstijdenwet en later de arbowet.
Slide 36 - Slide
Slide 37 - Video
Slide 38 - Video
Welke drie maatschappelijke stromingen kennen wij?
Slide 39 - Open question
Schrijf in je eigen woorden op wat de sociale kwestie inhoudt
Slide 40 - Open question
Wat was de eerste sociale wet?
A
Algemene Ouderdoms Wet
B
Bijstandswet
C
Kinderwetje van Van Houten
D
Armenwet
Slide 41 - Quiz
Wat is géén sociale wet?
A
Kinderwetje van Van Houten
B
Ongevallenwet
C
Woningwet
D
Vrijheid van vergadering
Slide 42 - Quiz
Slide 43 - Video
Aan de slag
Lezen:
Maatschappelijke stromingen, Arbeidsomstandigheden en Woningwet (blz 63t/m 67)
Maken:
Opdrachten t/m 22 + deze week maak je één menukaart naar keuze.
Leer met Quizlet en vat samen met de leerdoelen.
Slide 44 - Slide
3. Wat gaan we doen deze les?
Lezen: Jemen (blz 67)
Maken: Opdrachten t/m 23 + + deze week maak je één menukaart naar keuze