In de geschiedenis van de aarde zijn er koude perioden geweest. In zo’n periode daalde de temperatuur niet dramatisch (gemiddeld niet meer dan 5 °C), maar er viel in de winter meer sneeuw dan dat er in de zomer smolt.
Van jaar tot jaar hoopte de sneeuw zich op en werd samengedrukt tot ijs. Dat zorgde voor een aangroei van gletsjer , die zich over grotere oppervlakten land uitbreidden. Een koude periode waarin zich op het land uitgestrekte ijskappen vormen, heet een ijstijd