Lesson 2: Writing opdr. 16 t/m 21 (-20)

Vak: Engels
Hoofdstuk: 3
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting
1 / 23
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Vak: Engels
Hoofdstuk: 3
1.
Lesopening
2.
Leergebiedoverstijgende doelen + arrangementen
3.
Lesdoel (+ minicheck)
4. 
Instructie
5.
Begeleid inoefenen
6. 
Zelfstandig werken
7.
Evaluatie + afsluiting

Slide 1 - Slide

1. Lesopening
Take your English book, don't open it!




Slide 2 - Slide

2. Leergebiedoverstijgende doelen
Zelfstandig leren
- Werkt in de gestelde tijd zelfstandig aan opdrachten op zijn planner (bord, agenda) en houdt zelf de tijd in de gaten om het af te krijgen. 

Reflecteren
- Kijkt zijn eigen werk na en corrigeert waar nodig.  



Slide 3 - Slide

Arrangementen
- Verdiept: kijk of je zelfstandig aan de slag kunt of dat je mee wil doen aan de instructie na het benoemen van de lesdoelen en het lezen van de theorie. 
Alex

- Basis: doe mee aan de mini-check. Alles goed? Zelfstandig aan de slag. Niet alles goed? Instructie volgen, daarna aan de slag. 
De hele klas

- Intensief: doe mee aan de mini-check. Instructie volgen, kom aan de groepstafel zitten. 
Niet van toepassing

Slide 4 - Slide

3. Lesdoel
Na deze les kun je:
- Grammar past continuous
- het werkwoord 'have to'





Slide 5 - Slide

Verdiept arrangement:
Alex

Huiswerk noteren + maken:
Les: 2
blz.: 108 t/m 112
opdr.: 16 t/m 21 (-20)

Slide 6 - Slide

Mini-check
Quiz mee

Slide 7 - Slide

Wanneer is de cursus?
Oké, je hebt me overtuigd!
Dat klinkt niet verkeerd. 
Wanneer is de cursus?
It doesn't sound that bad.
OK, you've convinced me!

Slide 8 - Drag question

Present Perfect:

Wat is de regel van de present perfect?
A
ww+ ed
B
shit = ww+s
C
vorm van to be + ww+ing
D
have/has + voltooid deelwoord (3e rijtje)

Slide 9 - Quiz


Present perfect
Wanneer gebruik je de Present perfect?
A
Wanneer iets altijd, nooit of regelmatig gebeurt.
B
Wanneer iets nu bezig of aan de gang is.
C
Wanneer iets in het verleden is gebeurd.
D
Wanneer iets in het verleden is begonnen en nu nog bezig is / connectie met nu.

Slide 10 - Quiz

Wie maakt wat?
3 vragen goed? Zelfstandig aan de slag:
les: 2, blz. 108 t/m 112, opdr. 16 t/m 21 (-20)

De rest doet mee met de instructie

Slide 11 - Slide

4. Instructie

Slide 12 - Slide

Have to
Maak je zo:
 
have/has to  + hele werkwoord 

Slide 13 - Slide

Have to
Dus:



 

Denk bij het vervoegen van het werkwoord aan de SHIT-regel!

I have to work
You have to work
He/she/it has to work
We have to work
You have to work
They have to work

Slide 14 - Slide

Luister naar de zinnen Lees mee op 
blz. 110. 
Daarna maken we samen opdracht 18. 

Slide 15 - Slide

5. Begeleid inoefenen
Wie kan zelfstandig aan de slag (basis)?
Lees en maak les: 2, blz. 108 t/m 112, opdr. 16 t/m 21 (-20)

Wie heeft nog extra instructie/leeshulp nodig (intensief)?
namen lln... kom aan de instructietafel zitten. 

Slide 16 - Slide

6. Zelfstandig werken
Je leest en maakt zelfstandig, in stilte:
V: les: 2, blz. 108 t/m 112, opdr. 16 t/m 21 (-20) --> Alex
B: les: 2, blz. 108 t/m 112, opdr. 16 t/m 21 (-20) --> De hele klas
I:les: 2, blz. 108 t/m 112, opdr. 16 t/m 21 (-20) --> Niet van toepassing

Ben je klaar?
1. Kijk je werk zorgvuldig na + verbeter waar nodig. 
2. Huiswerk ander vak afmaken. 
3. Leren toets/ lezen / woordzoeker. 
timer
30:00

Slide 17 - Slide

7. Evaluatie
Zelfstandig leren
- Werkt in de gestelde tijd zelfstandig aan opdrachten op zijn planner (bord, agenda) en houdt zelf de tijd in de gaten om het af te krijgen. 

Reflecteren
- Kijkt zijn eigen werk na en corrigeert waar nodig.  



Slide 18 - Slide

He .......(walk) to school.
A
is walk
B
can walk
C
has to walk
D
have to walk

Slide 19 - Quiz

I .......(read) this book.
A
can read
B
have to read
C
has to read
D
may read

Slide 20 - Quiz

Vertaal in het Engels met "have to":
"Zij moet het doen"

Slide 21 - Open question

Vertaal in het Engels met "have to":
"Zij moeten werken op zondag"

Slide 22 - Open question

Afsluiting
Ruim je boek en schrift van EN op.

Volgende lesuur: ....................

Slide 23 - Slide