Voorlichting 3e klas

Voorlichting 3e klassen economie
Welkom bij de voorlichting voor de 3e klassen m.b.t. het vak economie in de bovenbouw.
Straks komen wat onderwerpen aan de orde in de vorm van een klein quizje. Als je / u het leuk vindt om mee te doen, open dan vast (op de telefoon) de LessonUp app of surf naar lessonup.app. De code die je dan in moet vullen komt straks.
1 / 18
next
Slide 1: Slide
EconomieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

This lesson contains 18 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 20 min

Items in this lesson

Voorlichting 3e klassen economie
Welkom bij de voorlichting voor de 3e klassen m.b.t. het vak economie in de bovenbouw.
Straks komen wat onderwerpen aan de orde in de vorm van een klein quizje. Als je / u het leuk vindt om mee te doen, open dan vast (op de telefoon) de LessonUp app of surf naar lessonup.app. De code die je dan in moet vullen komt straks.

Slide 1 - Slide

Presentatie Economie
Programma bovenbouw
Thema's
Vaardigheden
Waarom economie kiezen?
Verschil BE en economie
Vragen?
(Quizje)

Slide 2 - Slide

Voorlichting economie in de bovenbouw
  • In de bovenbouw werken we met 8 modules / thema's.
  • Elke module wordt schriftelijk getoetst. 
  • Verder:
  • Excel / CBS opdracht
  • Economisch betoog / presentatie
  • Experimenten


Slide 3 - Slide

Thema's
  • Schaarste, geld en ruil; bijv. alternatief aanwendbaar
  • Micro-economie; bijv. elasticiteiten & winst berekenen
  • Ruilen over de tijd; bijv. koopkracht & overheidsfinanciën
  • Speltheorie; bijv. prijzenoorlog
  • Risico & rendement; bijv. verzekeringen & beleggen
  • Economische groei; bijv. BBP & verdeling welvaart
  • Economisch beleid; bijv. wisselkoers & QE

Slide 4 - Slide

Vaardigheden
  • Analyseren
  • Wiskunde / rekenen
  • Beredeneren                                                                                                     (goed kunnen opschrijven)
  • Excel
  • Verslag maken

Slide 5 - Slide

Waarom het vak economie kiezen?
  • Als je economische kant op wil na middelbare school.
  • Ook als je andere richting op gaat: economie is een algemeen vormend vak. Je komt veel begrippen e.d. tegen in 'het dagelijks leven' . 
  • Je bent niet 'bang' voor cijfers en bent bereid ook buiten les er aan te werken (oefenen!)

Slide 6 - Slide

Verschil bedrijfseconomie en economie

Kort gezegd:

Economie kijkt naar de samenhang tussen groepen, zoals consumenten, bedrijfsleven, banken, overheid en buitenland

Bedrijfseconomie bekijkt het individu in relatie tot de genoemde groepen.

Slide 7 - Slide



Vragen?


Slide 8 - Slide

Welk goed is economisch gezien schaars?
A
water
B
brood
C
goud
D
ze zijn allemaal schaars

Slide 9 - Quiz

Welk van de kosten is variabel?
A
Huur pand
B
Rente op lening
C
Inkoop grondstoffen
D
Ze zijn allemaal variabel

Slide 10 - Quiz

Gegeven: procentuele verandering gevraagde hoeveelheid / procentuele verandering prijs = -2

Prijs stijgt met 10%; wat gebeurt er met vraag?
A
Stijgt met 20%
B
Stijgt met 5%
C
Daalt met 20%
D
Daalt met 5%

Slide 11 - Quiz

Iemand krijgt 1% meer nettoloon en tegelijkertijd stijgt laagste BTW-tarief van 6% naar 9%. Wat gebeurt er met koopkracht van deze persoon?
A
Stijgt
B
Daalt
C
Blijft gelijk
D
Kun je niet zeggen

Slide 12 - Quiz

Een prijzenoorlog houdt in het kort in:
A
Bedrijven verhogen steeds de prijzen
B
Bedrijven verlagen steeds de prijzen
C
Prijzen stijgen meer dan inflatie
D
Landen beperken import goedkope producten

Slide 13 - Quiz

In ons belastingsysteem voor de inkomstenbelasting (box 1) geldt dat
A
Hogere inkomens relatief meer belasting betalen
B
Hogere inkomens relatief minder belasting betalen
C
Iedereen evenveel belasting betaalt
D
Iedereen hetzelfde percentage belasting betaalt

Slide 14 - Quiz

Een dalende (depreciërende) wisselkoers is voordelig voor:
A
de importeurs
B
de exporteurs
C
de banken
D
de overheid

Slide 15 - Quiz

Split of Steal?
Spelprogramma: 
2 kandidaten & groot geldbedrag

Keuzes:
- split (samen delen)
- steal (alles zelf houden)

Slide 16 - Slide

Beide 'split': 
ze krijgen beide helft bedrag

Eén 'steal' en ander 'split': 
degene die 'steelt' krijgt alles, de ander niets.

Beide 'steal': 
ze krijgen beide niets

Wat zou jij doen?

Slide 17 - Slide

Wat zou jij doen?
A
Split (delen)
B
Steal

Slide 18 - Quiz