straling en atoombouw

1 / 42
next
Slide 1: Slide
NatuurkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

This lesson contains 42 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Video

Al deze soorten straling hebben één ding gemeenschappelijk: De straling komt uit een bron en beweegt in alle richtingen daar vandaan

Slide 3 - Slide

aan de slag
maken 2-3-6 t/m 11
van paragraaf 8.1 
werkboek A
timer
15:00

Slide 4 - Slide

gevaarlijke straling
Uv-straling
Röngenstraling
Gammastraling

Slide 5 - Slide

Ioniserende straling

Ioniserende straling is in staat om de moleculen van andere stoffen te beschadigen.
Deze straling wordt uitgezonden door radioactieve stoffen of door een rontgenapparaat.

Slide 6 - Slide

ionisernde straling
moleculen en atomen die door ioniserende straling worden geraakt kunnen beschadigt raken of kapot gaan.

Slide 7 - Slide

Ioniserende straling
door ioniserende straling kan je sommige producten langer houdbaar maken.
schimmels en bacteriën worden gedood. 

Slide 8 - Slide

aan de slag
maken 13 t/m 16

timer
10:00

Slide 9 - Slide

Wat zijn moleculen ook alweer?

Slide 10 - Open question

Waar zijn moleculen van gemaakt?

Slide 11 - Open question

 Atoombouw

Slide 12 - Slide

Atoommodel Rutherford
Atomen hebben een kleine positieve kern met een negatieve wolk waar elektronen zich in bevinden. 

Slide 13 - Slide

Het atoom
Dalton

Een atoom is een massief balletje.

Ieder atoom heeft volgens Dalton een verschillende diameter en is daardoor uniek voor een bepaalde atoomsoort.

Slide 14 - Slide

Atoombouw
Atoommodel van Bohr
Een atoom bestaat uit:
- elektronen
- protonen (kern)
- neutronen (kern)

Slide 15 - Slide

Atoombouw
Een atoom is opgebouwd uit protonen, neutronen en elektronen.
De 1+ geladen protonen (p) en de ongeladen neutronen (n) bevinden zich in de atoomkern.
De 1− geladen elektronen (e-)bevinden zich in een wolk rond de atoomkern.

Slide 16 - Slide

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel protonen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 17 - Quiz

Atoomnummer
Het atoomnummer is gelijk aan het aantal protonen in de kern van het atoom. Alle atomen van dezelfde soort hebben hetzelfde atoomnummer.
  • atoomnummer = aantal protonen
  • aantal elektronen = aantal protonen (geen lading)
  • massagetal = aantal protonen + aantal neutronen


Slide 18 - Slide

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel neutronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
13
D
24

Slide 19 - Quiz

Natrium heeft atoomnummer 11 en massagetal 24. Hoeveel elektronen heeft natrium?
A
11
B
12
C
23
D
34

Slide 20 - Quiz

Waar vind je de neutronen en waar zijn ze gelijk aan?
A
Rond de kern, gelijk aan de massa
B
In de kern, gelijk aan de massa
C
Rond de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)
D
In de kern, gelijk aan (massa - atoomnummer)

Slide 21 - Quiz

Het atoomnummer is het aantal...
A
protonen van een atoom
B
neutronen van een atoom
C
elektronen van een atoom
D
protonen en elektronen van een atoom

Slide 22 - Quiz

Als er een neutron bij komt dan
A
Wordt het atoom nummer hoger
B
Wordt het atoomnummer lager
C
Wordt het massagetal hoger
D
Wordt het massagetal lager

Slide 23 - Quiz

Isotopen
Meeste elementen hebben meerdere isotopen. 

Isotopen zijn atomen met hetzelfde aantal protonen in de kern, maar een ander aantal neutronen

Isotopen hebben dus hetzelfde atoomnummer, maar een andere massa.

Slide 24 - Slide

Isotopen

Slide 25 - Slide

Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37






Slide 26 - Slide

Voorbeeld: chloor
Twee isotopen van chloor in de natuur: Cl-35 en Cl-37






Slide 27 - Slide

Wat is een isotoop?
A
Zelfde atoom, andere massa
B
Ander atoom, zelfde massa
C
Zelfde atoom, ander atoomnummer
D
Ander atoom, zelfde atoomnummer

Slide 28 - Quiz

Isotopen verschillen van elkaar in ...
A
Aantal protonen
B
Aantal elektronen
C
Aantal protonen en elektronen
D
Aantal neutronen

Slide 29 - Quiz

N-14 heeft 7 protonen en 7 neutronen.
C-14 heeft 6 protonen en 8 neutronen.
N-14 en C-14 zijn isotopen
A
ja
B
nee
C
soms

Slide 30 - Quiz

aan de slag
maken 3-5t/m 10
paragraaf 8.2

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link

Stabiel - Instabiel
Koolstof-12                                        Koolstof-14      

Slide 33 - Slide

Slide 34 - Video

Stabiele en instabiele kernen
Stabiele kernen veranderen niet uit zichzelf en daardoor zijn deze stoffen niet radioactief.

Een radioactieve stof heeft atoomkernen die instabiel zijn. 
Deze kernen veranderen uit zichzelf
en zenden daarbij een kleine hoeveelheid straling uit: 
dit noemen we radioactief verval.

Slide 35 - Slide

soorten straling

Slide 36 - Slide

Hoe meer kernen per seconde veranderen, hoe meer straling er wordt uitgezonden.

De activiteit van een hoeveelheid materiaal wordt steeds kleiner. 

Slide 37 - Slide

Activiteit
Activiteit = 
aantal kernen dat per seconde verandert

Activiteit wordt gemeten in becquerel (Bq)


De activiteit van een radioactieve bron hangt af van:

  • de hoeveelheid radioactieve stof;
  • de halfwaardetijd.

Slide 38 - Slide

Alfa verval 
Bij alfa verval vliegt er een alfa deeltje uit de kern. Zo'n deeltje heeft dezelfde samenstelling als een heliumkern: 2 neutronen en 2 protonen. Het massagetal van de atoomkern daalt hierdoor met 4 en het atoomnummer met 2.


Slide 39 - Slide

Beta verval
Bij beta verval verandert een neutron in de atoomkern spontaan in een protonen een elektron.
Het elektron wordt meteen daarna uitgestoten uit de kern. Dit wordt het betadeeltje genoemd. Het massagetal van de atoomkern verandert niet, want het aantal kerndeeltjes blijft immers gelijk.Het atoomnummer stijgt wel met 1, omdat er 1 proton bij komt.

Slide 40 - Slide

Gamma verval
Gammaverval ontstaat vaak na alfa- of betaverval. De kern is in heftige beweging geraakt en moet nog veel energie kwijtraken. Dit doet hij door gammastraling uit te zenden. Daarbij veranderen het massagetal en het atoomnummer niet.

Slide 41 - Slide

aan de slag
maken 11 t/m 16
paragraaf 8.2

Slide 42 - Slide