Grammatica 3.4 - 2 kgt

Grammatica 3.4 
1 / 26
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo k, gLeerjaar 2

This lesson contains 26 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Grammatica 3.4 

Slide 1 - Slide

Deze les
(40 min) 



  1. Lesdoelen
  2. Herhalen grammatica
  3. Nieuwe onderdeel grammatica 
  4. Afsluiting klassikaal, heeft iedereen de weektaak af?

Slide 2 - Slide

Lesdoel
Je leert hoe de bijwoordelijke bepaling (BWB) van een zin kunt vinden.

We herhalen de theorie over: 
- persoonsvorm (PV) 
- werkwoordelijk gezegde (WG)
- onderwerp (O)
- lijdend voorwerp (LV)
- meewerkend voorwerp (MV)

Slide 3 - Slide

Herhaling

Slide 4 - Slide

Volgorde zinsontleding(!)
1.  persoonsvorm
2. zinsdeelproef
3. ww gezegde
4. onderwerp
5. lijdend voorwerp
6. meewerkend voorwerp

Slide 5 - Slide

Hoe kun je de persoonsvorm in een zin vinden?

Slide 6 - Open question

Wat is de persoonsvorm in deze zin?

Morgen moeten we een toets maken.

Slide 7 - Open question

Het WG bestaat uit alle werkwoorden in een zin.

Hoort de PV ook bij het WG?
A
ja
B
nee

Slide 8 - Quiz

Wat is het WG in deze zin?

Je moet altijd je huiswerk maken.

Slide 9 - Open question

Wat is het WG in deze zin?

In het weekend slaap ik uit.

Slide 10 - Open question

Welke vraag stel je om het onderwerp (O) van een zin te vinden?

Slide 11 - Open question

Wat is het onderwerp in deze zin?

Dat boek heb ik heel snel uitgelezen.

Slide 12 - Open question

Lijdend voorwerp

Slide 13 - Slide

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

De leerling maakt het huiswerk.

Slide 14 - Open question

Wat is het lijdend voorwerp in de zin?

De tien euro betaal ik jou nu wel.

Slide 15 - Open question

LET OP!
- Niet iedere zin heeft een lijdend voorwerp (LV). 
- Een lijdend voorwerp (LV) begint NOOIT met een voorzetsel.


tijdens de                                                           naast de
in de                                                                       voor de

Slide 16 - Slide

Heeft deze zin een lijdend voorwerp:

De bal ligt op straat.
A
ja
B
nee

Slide 17 - Quiz

Meewerkend voorwerp

Slide 18 - Slide

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Wil jij dit briefje aan de docent geven?

Slide 19 - Open question

Wat is het meewerkend voorwerp (MV) in de zin:

Het verlegen jongetje gaf ik een schouderklopje.

Slide 20 - Open question

Bijwoordelijke bepaling (BWB)
Hoe vind je de BWB in een zin? 
Benoem eerst PV, WG, O, LV en MV. 
--> alle zinsdelen die daarna overblijven zijn BWB.

 O          WG          LV                        BWB                 WG
Hij / heeft / een voetbal / op het dak / geschopt.

Slide 21 - Slide

Een bijwoordelijke bepaling 
geeft vaak antwoord op vragen als:

Waar? Wanneer? Hoe? Waarmee? Waardoor?Waarheen?

BWB       WG    O      BWB            BWB                BWB
Gister / liep / hij / snel / door de regen / naar huis.

gister  --> Wanneer?                      door de regen --> Waardoor?
snel --> Hoe?                                     naar huis --> Waarheen?


Slide 22 - Slide

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

Meneer Kuper geeft ons altijd veel huiswerk op.

Slide 23 - Open question

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

In de gymzaal lag een grote plas water.

Slide 24 - Open question

Wat is de bijwoordelijke bepaling (BWB) in de zin:

Op haar stage heeft ze veel geleerd.

Slide 25 - Open question

Afsluiting
Heeft iedereen de weektaak af?

Ja: Werkblad
Nee: Afmaken! 

Slide 26 - Slide