Week 20 Ne 2K2 Herhaling H5 Grammatica +spelling

Leerdoel week 20
Herhaling Hoofdstuk 5 grammatica en spelling
De leerlingen moeten de onderwerpen en persoonsvormen uit samengestelde zinnen kunnen vinden.
De leerlingen moeten bepaalde en onbepaalde telwoorden kunnen herkennen.
De leerlingen moeten het meervoud op -s of 's kunnen schrijven.
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 27 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Leerdoel week 20
Herhaling Hoofdstuk 5 grammatica en spelling
De leerlingen moeten de onderwerpen en persoonsvormen uit samengestelde zinnen kunnen vinden.
De leerlingen moeten bepaalde en onbepaalde telwoorden kunnen herkennen.
De leerlingen moeten het meervoud op -s of 's kunnen schrijven.

Slide 1 - Slide

Hoe vind je het onderwerp in een zin?


  1.  Zoek de persoonsvorm
  2.  Stel de vraag: wie of wat + de persoonsvorm
  3.  Het antwoord op die vraag is het onderwerp van de zin

We gaan oefenen :

Slide 2 - Slide

Hoe vind je het onderwerp van een zin?
A
Je bekijkt waar de zin over gaat
B
Je stelt de vraag wie/wat + pv

Slide 3 - Quiz

Waarom heeft de politie de dader gearresteerd?
A
de dader = onderwerp
B
de politie = onderwerp

Slide 4 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze zin?
De arts gaat volgende week het gips verwijderen.
A
Arts
B
De arts
C
gaat
D
het gips

Slide 5 - Quiz

Noteer persoonsvorm en onderwerp van de samengestelde zinnen.
1 Toen het cruiseschip in de haven van Rotterdam aangelegd was, zijn we gaan kijken.

Slide 6 - Open question

Noteer de twee onderwerpen:

In de keuken werkt de kok en de serveerster bedient de gasten.

Slide 7 - Open question

De persoonsvorm is een .....
A
Persoon
B
Ding
C
Werkwoord
D
Zelfstandig naamwoord

Slide 8 - Quiz

Slide 9 - Video

Wat zijn de persoonsvormen in deze zin:
''Wat hij daar zegt, kan ik nauwelijks verstaan.''

Slide 10 - Open question

Alle leerlingen vinden de persoonsvorm in deze zin.
De persoonsvorm is:
A
leerlingen
B
vinden
C
persoonsvorm
D
deze

Slide 11 - Quiz

Noteer het onderwerp en de persoonsvorm van de onderstaande zinnen. Sommige zinnen kunnen meer dan één ow en pv hebben.
  • Ik zit nu nog op voetbal, maar volgend jaar ga ik op honkbal.
  • Eet jij je broodje hier op of loop je nu naar de les?
  • De website wordt dagelijks bijgewerkt.
  • De toets dienstverlening in de haven is fantastisch gemaakt.
  • De mentor sprak de leerlingen toe en deelde daarna de rapporten uit.


Slide 12 - Slide

Woordsoorten

Slide 13 - Slide

Welke andere woordsoorten ken jij nog meer?
Noteer ze hier!

Slide 14 - Slide

Welke woord in de zin is een zelfstandig naamwoord?

Een mooie nieuwe fiets.
A
Een
B
mooie
C
fiets
D
nieuwe

Slide 15 - Quiz

Wat voor woordsoort is 'lief' in de zin:
Het is een lief kind.
A
Voorzetsel
B
Bijvoeglijk naamwoord
C
Zelfstandig naamwoord
D
Lidwoord

Slide 16 - Quiz

Welke van de onderstaande is een
VRAGEND voornaamwoord?
A
die
B
wat (voor een)
C
mijn
D
ik

Slide 17 - Quiz

De woorden
deze, die, dit en dinges zijn
A
onbepaalde voornaamwoorden
B
vragende voornaamwoorden
C
aanwijzende voornaamwoorden
D
woorden die met een -d beginnen

Slide 18 - Quiz

Welk soort telwoord is het?

eerste
A
B
C
hoofdtelwoord
D
rangtelwoord

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Slide

Welke meervoudsregel hoort erbij?



asperge
A
meervoud op -en
B
meervoud op -s
C
meervoud op -'s

Slide 21 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
dvds
B
dvd's

Slide 22 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
felicitaties
B
felicitatie's

Slide 23 - Quiz

Meervoud -s of -'s
A
babys
B
baby's

Slide 24 - Quiz

Wat vind je nog moeilijk?

Slide 25 - Mind map

Aan de slag
Voor week 20 maak je uit het Oefenboek blz 72-73 opdracht 1,2 en 5
blz 73-74 opdracht 1,2en3 
blz 75-76 opdracht 1,2,4 en 5

Slide 26 - Slide

Huiswerk inleveren!
Mail het huiswerk  uiterlijk donderdag 14 mei naar ori@vanvredenburchcollege.nl 
Succes!!!!

Slide 27 - Slide