herhaling groep 8

Herhaling groep 8
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsBasisschoolGroep 8

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes and text slide.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Herhaling groep 8

Slide 1 - Slide

Zinsdelen
Woordsoorten
Persoonsvorm
Onderwerp
werkwoordelijk gezegde
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord
werkwoord

Slide 2 - Drag question

lidwoord

Slide 3 - Mind map

bijvoeglijk naamwoord

Slide 4 - Mind map

zelfstandig naamwoord

Slide 5 - Mind map

bijvoeglijk naamwoord

Slide 6 - Mind map

De
verkoper
Glimlacht
Werkwoord
Lidwoord
Zelfstandig naamwoord

Slide 7 - Drag question

Tijdens het kamp organiseerden juf Jennifer en meester Wouter een spannende speurtocht.
een spannende speurtocht:
A
werkwoordelijk gezegde
B
lijdend voorwerp
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
meewerkend voorwerp

Slide 8 - Quiz

Jullie zullen volgende week de eerste opdracht moeten inleveren.
eerste =
A
telwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 9 - Quiz

Ze moesten allemaal op tijd komen voor het vijfde uur.
ze=
A
persoonlijk voornaamwoord
B
bezittelijk voornaamwoord
C
aanwijzend voornaamwoord
D
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord

Slide 10 - Quiz

De

A
Lidwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 11 - Quiz

De leerlingen vonden het erg leuk om met meester Barend te knutselen.
erg =
A
stoffelijk bijvoeglijk naamwoord
B
Zelfstandig naamwoord
C
Bijvoeglijk naamwoord
D
bijwoord

Slide 12 - Quiz

Waar zegt het bijvoeglijk naamwoord iets over?
A
Zelfstandig naamwoord
B
Bijwoord
C
Werkwoord
D
Bijvoeglijk naamwoord

Slide 13 - Quiz

Uit de mooie school.
De juiste volgorde is van hoe de woordsoorten staan is:
A
voorzetsel, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord, lidwoord
B
lidwoord, bijvoeglijk naamwoord, zelfstandig naamwoord
C
voorzetsel, lidwoord, bijvoeglijk naamwoord en zelfstandig naamwoord

Slide 14 - Quiz

De juf heeft een nieuwe auto gekocht.
A
auto is bijvoeglijk naamwoord
B
Jan is bijvoeglijk naamwoord
C
nieuwe is bijvoeglijk naamwoord

Slide 15 - Quiz

Meester Wouter speelt in de pauze vaak voetbal met de kinderen.
met de kinderen =
A
lijdend voorwerp
B
meewerkend voorwerp
C
gezegde
D
bepaling van plaats

Slide 16 - Quiz

De
mooie
bloemen
lidwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord

Slide 17 - Drag question

woordsoorten
Zinsdelen
Persoonsvorm
Onderwerp
Zelfstandig naamwoord
Lidwoord
Gezegde
Bijvoeglijk naamwoord
Werkwoorden
Lijdend voorwerp

Slide 18 - Drag question

Maak van de zinsdelen een vraagzin.

deze les / we / wat / knutselen

Slide 19 - Open question

Welke persoonlijke en bezittelijke vnw zie je in de zin:
Vandaag leren jullie iets over woordsoorten.

Slide 20 - Open question

Omdat we straks weggaan, moet ik nu snel spullen pakken.
Welk woordsoort is 'omdat'.

Slide 21 - Open question


Benoem het aanwijzende voornaamwoord.

Dat boek vind ik zo ontzettend spannend.

Slide 22 - Open question

Juf Jennifer geeft altijd boeiende lessen in geschiedenis.
altijd=
A
zelfstandig naamwoord
B
bijwoord
C
bijwoordelijke bepaling
D
voorzetsel

Slide 23 - Quiz

Meester Barend helpt graag bij het maken van moeilijke wiskundesommen.
A
ow = meester barend
B
helpt maken van is gezegde
C
moeilijke wiskundesommen is lv
D
meewerkend voorwerp is meester Barend

Slide 24 - Quiz

Dit vond ik van deze taalles.

Slide 25 - Open question