havo 4 tweede kamer en argumenteren

havo 4 Tweede Kamer en argumenteren
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes, text slides and 2 videos.

Items in this lesson

havo 4 Tweede Kamer en argumenteren

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Hoeveel leden namen afscheid van de Tweede Kamer?
A
75
B
80
C
90
D
150

Slide 3 - Quiz

Hoe heette de mevrouw van Pro Demos
A
Anne
B
Mana
C
Hannah
D
Zara

Slide 4 - Quiz

Wat lag er op tafel bij bijna alle kamerleden voor zover we konden zien.
A
een blocnote en een pen
B
een chocoladeletter en hun mobiel
C
een laptop
D
een foto van hun huisdier

Slide 5 - Quiz

Hoe heet de voormalige voorzitter van de Tweede Kamer
A
Hanna Bergmans
B
Bea Vergkamp
C
Vera Berkamp
D
Nora van Basten

Slide 6 - Quiz

De speech voor welk vertrekkend lid hebben wij gehoord?
A
Kees van der Staaij
B
Attje Kuiken
C
Sylvana Simons
D
Farid Azarkan

Slide 7 - Quiz

Waarom was Mark Rutte er niet?
A
Hij wil Wilders niet onder ogen komen.
B
Hij moest lesgeven.
C
Hij is geen lid van de Tweede Kamer.
D
Hij was bij Willem Alexander.

Slide 8 - Quiz

Wie is dit?

Slide 9 - Open question

Wie is dit?

Slide 10 - Open question

Slide 11 - Video

Slide 12 - Video

argumenteren
Toets die 1 keer telt

Slide 13 - Slide

leerdoelen
Ik kan uitleggen wat een standpunt is.
Ik kan uitleggen wat een argument is.
Ik weet hoe ik de want-dusproef moet uitvoeren

Slide 14 - Slide

een argumentatie
De combinatie van een standpunt en een argument.

Er moet minder getoetst worden, want het aantal proefwerken loopt de spuigaten uit.
Het aantal proefwerken loopt de spuigaten uit, we hebben immers iedere dag een toets. 

Slide 15 - Slide

standpunt=stelling=mening
impliciet
Is het echt nodig om zoveel foto's van je vakantie te maken?

expliciet
Ik vind dat je te veel foto's van je vakantie post.

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide

Signaalwoorden voor standpunt
ik vind
volgens mij
dus
daarom
kortom

Slide 18 - Slide

Signaalwoorden voor argument
want 
omdat 
immers
namelijk
aangezien

Slide 19 - Slide

oefening
1. Ik ga morgen naar de bioscoop, want er draait een leuke film.
2. Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.
3. Iedereen moet een schooluniform aan, want dan wordt er minder gepest.
4. Niemand leest meer boeken, dus bibliotheken zijn overbodig.
5. Ik eet geen pindakaas, want ik ben allergisch voor pinda’s.
6. Kinderen worden online soms gepest, daarom moeten ouders kunnen meekijken op hun computer.

Slide 20 - Slide

oefening
1. Ik ga morgen naar de bioscoop, want er draait een leuke film.
2. Omdat gokken verslavend is, moet het verboden worden.
3. Iedereen moet een schooluniform aan, want dan wordt er minder gepest.
4. Niemand leest meer boeken, dus bibliotheken zijn overbodig.
5. Ik eet geen pindakaas, want ik ben allergisch voor pinda’s.
6. Kinderen worden online soms gepest, daarom moeten ouders kunnen meekijken op hun computer.

Slide 21 - Slide

Argumentatiestructuren

Slide 22 - Slide