herhaling taalverzorging

herhaling taalverzorging
1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

This lesson contains 17 slides, with text slides.

Items in this lesson

herhaling taalverzorging

Slide 1 - Slide

Taalverzorging 1
Neem de zinnen over.
Zet leestekens en gebruik hoofdletters waar dat moet

1   kom we gaan koffiedrinken bij starbucks stelde andré voor
2  de reisleider vroeg wie er al eens eerder in praag was geweest
3   de verkoopster op de markt zei u krijgt uw geld niet retour maar ik mag u wel een tegoedbon geven

Slide 2 - Slide

Taalverzorging 1
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.

4  Kate […] (oogsten) vorige week veel succes met haar gitaarspel op het marktplein.
5  […] (Zitten) op een bankje […] (houden) de oppas van de kinderen gisteren een oogje in het zeil.
6  Wie […] (betalen) straks de drankjes, jij of ik?
7  Anders dan vroeger, […] (vinden) ik nu wiskunde niet moeilijk meer


Slide 3 - Slide

Taalverzorging 1
Kies de juiste persoonsvorm. 

8  20% van de politieagenten [is/zijn] niet fit genoeg volgens de politiechef.

  Kies het juiste onderwerp. 
9  [Alle leerlingen|Iedereen] uit de klas haalden een voldoende voor Engels.




Slide 4 - Slide

Taalverzorging 1
Kies de juiste vorm van het werkwoord.

10 Vlak buiten Berlijn [legt/ligt] een mooie, grote camping.
11  Jammer genoeg [kan/ken] de fabrikant het kapotte scherm van Kiana’s telefoon niet vervangen.
12  Heb je jouw kleren al in de kast [gelegen/gelegd]?






Slide 5 - Slide

Taalverzorging 2
Verbeter de fout geschreven woorden. Let op: er kan meer dan één fout in een zin staan.

1  Met een museumjaarkaart kun je bij de kassa zo door lopen.
2  Dit jaar bezoeken wij onze Zuid Afrikaanse vrienden en volgend jaar komen zij hier naartoe.
3  Voor de goede doelen actie gaf Maurice een piano concert.
4 Sam en Lot hebben samen twee duizend zestig euro in gezameld.






Slide 6 - Slide

Taalverzorging 2
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.
5  Jan […] (worden) volgend seizoen aanvoerder van het hockeyteam, maar wat […] (vinden) jij daar eigenlijk van?
6  De journalisten […] (blijven) gisteravond maar vragen stellen, omdat de voetbalcoach zijn besluit over de transfer niet […] (toelichten).
7  Toen we op de kermis bij de schiettent een teddybeer […] (proberen) te winnen, […] (schieten) we steeds mis.
8  Gaby […] (beweren) nu dat ze elke dag heeft […] (oefenen) voor het wiskunde-examen.







Slide 7 - Slide

Taalverzorging 2
9  Verbeter de de zin waarin de woordvolgorde onjuist is.

  a Morgen kom ik wat later op mijn werk, want moet ik eerst naar de tandarts.
  b Daans ouders gaan dit jaar niet op vakantie, omdat ze hun huis gaan verbouwen.
  c Als Pinksteren en Pasen op één dag vallen, winnen wij de Lotto.


 







Slide 8 - Slide

Taalverzorging 2
Maak van de twee zinnen een samengestelde zin. Gebruik het voegwoord dat tussen haakjes staat. Gebruik komma’s waar dat nodig is.

10  Kletsnat kwamen de fietsers thuis. Ze gingen zich meteen omkleden. (en)
11  Het concert was afgelopen. Sommige fans wilden met de bandleden op de foto. (nadat)
12  We verzamelen al om acht uur. We willen de trein halen. (omdat)


 







Slide 9 - Slide

Taalverzorging 3
Maak samenstellingen van de volgende woorden.

1  station + chef
2  zon + bril
3  beer + sterk
4  muis + val
5  lange + afstand + relatie








Slide 10 - Slide

Taalverzorging 3
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes. Zet de persoonsvormen in de tegenwoordige tijd.
6  Thomas […] (bepalen) de route voor de mountainbikeclub.
7  We hebben al veel […] (besparen) op de energierekening dankzij de spouwmuurisolatie.
8  Heb jij je naam wel op het evaluatieformulier […] (vermelden)?
9  Katja zegt dat ze om elf uur thuiskomt, maar haar moeder […] (geloven) haar niet.









Slide 11 - Slide

Taalverzorging 3
Kies de juiste woorden, zodat de zin klopt.

10 De schrijver [van wie/waarvan] Tims moeder alle boeken gelezen heeft, is Tommy Wieringa.
11  Herman is naar de kapper geweest, [dat/wat] hard nodig was.
12 Het verbouwde winkelcentrum opent over twee weken [haar/zijn] deuren.
13  [De jongen/Het meisje] die op zaterdag bij de drogist werkt, zit bij Elza in de klas.









Slide 12 - Slide

Taalverzorging 4
Noteer het meervoud én het verkleinwoord van de woorden.

1  baby:       meervoud […] verkleinwoord […]
2  niveau:  meervoud […] verkleinwoord […]
3  dia:         meervoud […] verkleinwoord […]









Slide 13 - Slide

Taalverzorging 4
Maak een samenstelling van de volgende woorden.

4  rat + bestrijding
5  berging + schip









Slide 14 - Slide

Taalverzorging 4
Noteer de juiste vorm van de werkwoorden tussen haakjes.

6  De agent […] (vermoeden) nu dat de inbreker de […] (stelen) goederen verkocht heeft.
7  De fotograaf […] (vergroten) toen de foto’s van het […] (verwoesten) Rotterdam voor de tentoonstelling over de Tweede Wereldoorlog.
8  Het […] (winnen) voetbalteam krijgt de zo […] (verlangen) beker










Slide 15 - Slide

Taalverzorging 4
9  Neem het schema over en vul aan.


                   stellende trap            vergrotende trap           overtreffende trap
schuin
doof
zuur
kritisch
veel








Slide 16 - Slide

Taalverzorging 4
Kies het juiste woord.

10  Onze tegenstanders waren net zo sterk [als/dan] ons team.
11  Marthe heeft net zo lang pianoles gehad als [hem/hij].
12  Omar krijgt minder zakgeld [als/dan] Yannick.










Slide 17 - Slide