4.1: De Pruikentijd (2)

4.1: De Pruikentijd (2)
1 / 23
next
Slide 1: Slide
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes, text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

4.1: De Pruikentijd (2)

Slide 1 - Slide

Deze les:
  • Herhaling vorige les
  • controle eerste twee lesdoelen
  • uitleg 4.1: Verlichtingsdenken
  • aan de slag met het uitwerken van de leerdoelen en begrippen.
  • Maken van de paragraaftoets. 

Slide 2 - Slide

Aan het einde van deze les:
... heb je laten zien dat je de drie standen kent en kunt herkennen.
... heb je laten zien dat je weet hoe dit tijdvak heet en welke jaartallen bij dit tijdvak horen.
... heb je geleerd hoe het denken in deze tijd veranderde.
... heb je geleerd hoe de ideeën van de Verlichting zorgde voor kritiek op de samenleving.
... kun je in je eigen woorden uitleggen wat de begrippen: (driemachtenleer) Trias Politica, verlichting, rationeel, mensenrechten en rechtstaat betekenen.

Slide 3 - Slide

Naam van het tijdvak + jaartal + eeuw?

Slide 4 - Open question

Gebruik bron 3.
Leg uit dat de bron niet goed past bij de economische ontwikkeling van Nederland in de 18e eeuw.

Slide 5 - Open question

standenmaatschappij in Frankrijk?

Slide 6 - Mind map

4.1: De Pruikentijd
In deze paragraaf leer je: 
  1. Hoe het ging met de Nederlandse economie
  2. Welke sociale verhoudingen er waren in Frankrijk
  3. Hoe de Verlichting zorgde voor een andere manier van denken
  4. Welke kritiek er was op de samenleving.

Kenmerkend aspect: Het denken over staat en maatschappij in de Verlichting

Slide 7 - Slide

4.1: De Pruikentijd
Begrippen: 
  • driemachtenleer (Trias Politica)
  • mensenrechten
  • rechtstaat
  • standenmaatschappij
  • Verlichting

Slide 8 - Slide

Nieuwe ideeën:
  • sinds de wetenschappelijke revolutie veel ontdekkingen gedaan in West- Europa en Noord-Amerika.
  • In deze westerse landen ontstond in de 18e eeuw het idee dat alles met verstand (rede) verklaard kan worden.
  • De Verlichting: beweging van mensen die vinden dat alles met het verstand kan worden verklaard en dat de maatschappij op verstand gebaseerd moet zijn.

Slide 9 - Slide

De Verlichting:
  • Door rationeel denken zou de wereld beter en gelukkiger worden.
  • kennis is belangrijk
  • armoede en ellende zijn het gevolg van domheid en onwetendheid.
  • gevolg: uitbrengen van Encyclopedie, 28 boeken met 72.000 afbeeldingen.

Slide 10 - Slide

De Verlichting:
  • Godsdienst is iets wat niet te bewijzen valt, verschillende godsdiensten moeten vreedzaam tegenover elkaar zijn. 
  • ook het geloof zelf veranderde
  • sommige verlichte denkers geloofden helemaal niet meer in God, zij werden atheïst. 

Slide 11 - Slide

De Verlichting:
  • Niet langer geloven dat God rechtstreeks ingrijpt in het leven van mensen.
  • Voltaire: God als klokkenmaker, God heeft de wereld wel geschapen maar bemoeit zich er niet meer mee.

Slide 12 - Slide

Wie was dit en wat voor soort Vorst was hij?

Slide 13 - Open question

Van wie kregen de absolute Vorsten de macht? En waarom was daar geen kritiek op?

Slide 14 - Open question

Past Absolutisme bij de ideeën van de Verlichting?
A
Ja
B
Nee
C
Ik begrijp de ideeën van de Verlichting nog niet goed genoeg om deze vraag te beantwoorden.

Slide 15 - Quiz

De Verlichting:
  • Alle mensen zijn gelijk geboren en hebben allemaal dezelfde rechten: mensenrechten , zoals vrijheid van godsdienst en vrijheid van meningsuiting.
  • rechtsstaat: staat waarin de wet voor iedereen gelijk is en waar iedereen zich aan de wet houdt.

Slide 16 - Slide

John Locke:
  • vorsten en regeringen krijgen hun macht niet van God, maar van het volk.
  • Als regeringen hun macht misbruiken of ongeschikt zijn, mag het volk ze afzetten en een andere regering aanwijzen. 

Slide 17 - Slide

Montesquieu:
  • absolutisme leidt tot onderdrukking en machtsmisbruik 
  • gezag van de overheid moet verdeeld zijn over drie gescheiden machten.
  • driemachtenleer (Trias Politica)

Slide 18 - Slide

Driemachtenleer (Trias Politica):
  • Wetgevende macht (het parlement) zij maken de wetten.
  • uitvoerende macht (de regeringen) zij moeten de wetten naleven en zorgen dat ook anderen dat doen.
  • rechterlijke macht (onafhankelijke rechters) zij moeten volgens de wetten rechtspreken. 

Slide 19 - Slide

Slide 20 - Video

Montesquieu
  • de drie machten mogen nooit in handen komen van één persoon.
  • de drie machten moeten elkaar voortdurend controleren en in bedwang houden.
  • niemand moet bang zijn van de macht van de staat en iedereen zou in vrijheid moeten kunnen leven en werken. 

Slide 21 - Slide

Slide 22 - Slide

Aan de slag:
  • verder uitwerken van de begrippen en leerdoelen van deze paragraaf (zie dia 6 en 7)
  • Lees de theorie en controleer met dia 3 of je alles gesnapt heb, zo niet noteer waar je extra uitleg over zou willen.

Slide 23 - Slide