Woordsoorten H5 voegwoorden

Lesplanning
* 10 min. lezen in je leesboek
* ophalen kennis voegwoorden
* theorie behandelen H5 woordsoorten
* oefenen met voegwoorden
timer
10:00
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Lesplanning
* 10 min. lezen in je leesboek
* ophalen kennis voegwoorden
* theorie behandelen H5 woordsoorten
* oefenen met voegwoorden
timer
10:00

Slide 1 - Slide

Wat weet je nog over voegwoorden?
Schrijf minimaal 3 dingen op in je schrift.
timer
1:00

Slide 2 - Slide


1. Je leest nog eens de theorie van H5 woordsoorten en je maakt dan in stilte opdracht 1 t/m 4 van het lesboek.

Vragen? Kijk je eerst bij de theorie. Als je er dan nog niet uitkomt, laat je de vraag open tot de algemene uitleg is afgerond. Daarna kan je overleggen met je buurvrouw of -man. Komen jullie er samen niet uit? Dan steek je je hand op en kom ik langs.


2. Je doet mee met het gezamenlijk bespreken van de theorie.






Als je klaar bent, maak je de opdrachten bij De Brug woordsoorten.

Keuzemoment

Slide 3 - Slide

Voegwoorden verbinden:
  • zinnen;
  • woordgroepen;
  • woorden. 

Slide 4 - Slide

De boer heeft het land omgeploegd, zodat hij volgende week aardappels kan planten.

Slide 5 - Open question

Voegwoord
Enkelvoudige zin        - een zin met één persoonsvorm
Samengestelde zin     - een zin met meerdere persoonsvormen

Een samengestelde zin bestaat uit twee of meer zinnen. De zinnen worden meestal verbonden door voegwoorden.

Slide 6 - Slide

Er zijn twee verschillende voegwoorden:
1. Nevenschikkende
2. Onderschikkende

Slide 7 - Slide

Nevenschikkende voegwoorden
  1. Verbinden gelijkwaardige delen met elkaar.
  2. De zinnen kunnen onafhankelijk van elkaar gebruikt worden. De woordvolgorde blijft dan onveranderd.
  3. En - want - maar - of 

Leo kan niet naar binnen, want hij is zijn sleutel vergeten.

Slide 8 - Slide

Leo kan niet naar binnen, want hij is zijn sleutel vergeten.

Leo kan niet naar binnen.
Hij is zijn sleutel vergeten.

Nevenschikkend voegwoord = want

Slide 9 - Slide

Onderschikkende voegwoorden
  1. Verbinden ongelijkwaardige delen met elkaar.
  2. De zinnen kunnen niet onafhankelijk van elkaar gebruikt worden zonder de woordvolgorde te veranderen.
  3. Veel verschillende os vg. 

Joanne kan niet mee, omdat ze ziek is.

Slide 10 - Slide

Joanne kan niet mee, omdat ze ziek was.

Joanne kan niet mee.
Ze ziek was.

Onderschikkend voegwoord = omdat

Slide 11 - Slide

Oefening
H5 woordsoorten 
maken opdracht 1 t/m 4

Als je vragen hebt, kijk je eerst bij de theorie. Daarna kan je zachtjes overleggen met je buurvrouw of -man. Komen jullie er samen niet uit? Dan steek je je hand op en kom ik langs.


timer
10:00

Slide 12 - Slide

Wat is het verschil tussen een onderschikkend en nevenschikkend voegwoord?

Slide 13 - Mind map

De boer heeft het land omgeploegd, zodat hij volgende week aardappels kan planten.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 14 - Quiz

Wist je dat mijn buurman vorig jaar een groot geldbedrag in de loterij heeft gewonnen?

Slide 15 - Open question

Wist je dat mijn buurman vorig jaar een groot geldbedrag in de loterij heeft gewonnen?
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 16 - Quiz

De fruitboom heeft mooi gebloeid, maar door de droogte blijven de vruchten weg.

Slide 17 - Open question

De fruitboom heeft mooi gebloeid, maar door de droogte blijven de vruchten weg.
A
nevenschikkend
B
onderschikkend

Slide 18 - Quiz

Welke vragen heb je nog?

Slide 19 - Open question

Ik kan voegwoorden herkennen en benoemen.
0 = echt (nog) niet / 10 = absoluut wel
010

Slide 20 - Poll

Hoe vind je zelf dat je gewerkt hebt?
😒🙁😐🙂😃

Slide 21 - Poll