Di 2 april Soorten argumenten

`Ik heb gisteren rendang gemaakt. Het is lekker pittig!`
Waar verwijst `het` naar?
A
Het maken van nasi goreng
B
Rendang
C
Ik
D
Pittig
1 / 15
next
Slide 1: Quiz
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

`Ik heb gisteren rendang gemaakt. Het is lekker pittig!`
Waar verwijst `het` naar?
A
Het maken van nasi goreng
B
Rendang
C
Ik
D
Pittig

Slide 1 - Quiz

Waar is een inleiding voor?
A
Lezer nieuwsgierig maken
B
Lezer informeren
C
Lezer amuseren
D
Deelonderwerp vaststellen

Slide 2 - Quiz


Selecteer de mening
A
Het is erg warm vandaag
B
Er zitten 24 leerlingen in de klas
C
Het is 20 graden vandaag
D
Ik fiets kwart voor acht naar school

Slide 3 - Quiz

`Als het regent ga ik lekker met de auto. Het is dan lekker om droog te zijn.`
Waar verwijst `het` in de tweede zin naar?
A
De auto
B
Regen
C
Lekker met de auto gaan
D
Lekker droog zijn

Slide 4 - Quiz

Wat is een kernzin?
A
Een feit
B
Een argument
C
Een mening
D
De hoofdzaak

Slide 5 - Quiz

Selecteer een feit
A
Het is een makkelijke toets
B
Ik heb een acht voor mijn toets
C
Ik werk bij de Albert Hein
D
Het is zwaar werk

Slide 6 - Quiz

Hoe herken je een kernzin?
A
Eerste zin, met belangrijke info
B
Zin met een mening
C
Laatste zin, met belangrijke info
D
Zin met een feit

Slide 7 - Quiz

Wat valt niet onder leesstrategieën?
A
Oriënterend lezen Globaal lezen
B
Precies lezen Goed lezen
C
Zoekend lezen Kritisch lezen
D
Studerend lezen

Slide 8 - Quiz

Hoe bouw je een tekst op?
A
Inleiding, kern, slot
B
Inleiding, middenstuk, slot
C
Inleiding, anekdote, slot
D
Inleiding, samenvatting, slot

Slide 9 - Quiz

Wat is niet de juiste manier om een tekst in te leiden?
A
Anekdote
B
Een vraag stellen
C
Onderwerp aankondigen
D
Deelonderwerp aankondigen

Slide 10 - Quiz

Wat is citeren?
A
Een zin of tekst letterlijk overnemen
B
Een zin of tekst overnemen met eigenwoorden
C
Een bron vermelden
D
Samenvatten

Slide 11 - Quiz

Wat is de tekst doel van `activeren`?
A
De lezer vermaken
B
De lezer informatie geven
C
De lezer overtuigen iets te kopen/doen.
D
Lezer laten denken door de mening van de schrijver

Slide 12 - Quiz

Welk tekstsoort gebruik je om te overtuigen?
A
Reclame, folder, poster
B
Gedicht, verhaal, songtekst, strip
C
Uiteenzetting, nieuwsbericht, zakelijke brief
D
Betoog, recentie

Slide 13 - Quiz

Hoe kan je een tekst afsluiten?
A
Korte samenvatting of conclusie
B
Onderwerp aankondigen
C
Anekdote
D
Mening of feit

Slide 14 - Quiz

Wat is het verschil tussen een objectieve en een subjectieve tekst?
A
Objectieve tekst bevatten feiten
B
Objectieve tekst bevatten meningen
C
Subjectieve tekst bevat feiten
D
Subjectieve tekst bevat meningen

Slide 15 - Quiz