5.8: Jij of u?

5.8: Jij of u?
Aan het einde van de les weet jij wanneer je jij  of u gebruikt in een zin. 
1 / 13
next
Slide 1: Slide
NT2Middelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

This lesson contains 13 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 40 min

Items in this lesson

5.8: Jij of u?
Aan het einde van de les weet jij wanneer je jij  of u gebruikt in een zin. 

Slide 1 - Slide

Is dit koorts?
A
Ja
B
Nee

Slide 2 - Quiz

Waar koop je medicijnen?
A
bij de apotheek
B
bij de supermarkt

Slide 3 - Quiz

haal
haalt
haalt
halen
halen
halen
ik
jij
hij / zij
wij
jullie
zij (2 of meer mensen)

Slide 4 - Drag question

kennen
  • weten 
  • weten wie of wat
  • werkwoord
  • ik ken - wij kennen
  • zin: Ik ken dat meisje niet.
  • zin: Wij kennen alle woorden van het thema.

Slide 5 - Slide

Jong = jij
- kinderen
- mensen die jong zijn (1 jaar tot 20 jaar)
- mensen die je goed kent.

Je zegt dan de voornaam

Slide 6 - Slide

oud = u
- mensen die oud zijn (21 jaar tot 99 jaar).
- mensen die je niet kent.
- Aan de juf en meneer (meester).
Je zegt dan de achternaam.


Slide 7 - Slide

de voornaam
De naam die voor je achternaam komt.
Dus jouw naam.

Zin: Mijn voornaam is Ali. 

Slide 8 - Slide

de achternaam
  • de naam van je familie
  • voornaam <--> achternaam
  • de achternaam - de achternamen
  • zin: Hij heet Henk Bosch. Henk is zijn voornaam en Bosch is zijn achternaam

Slide 9 - Slide

u
A
leert
B
leren

Slide 10 - Quiz

Wie ben jij?
A
Ik ben Zeki.
B
Ik kom uit Syrië.
C
Ik woon in Delft.
D
Ik werk bij een basisschool.

Slide 11 - Quiz

Jij ... iets.
A
zeg
B
zegt
C
zeggen

Slide 12 - Quiz

u
A
geven
B
geeft

Slide 13 - Quiz