Lezen 1.1 en 1.2

Nederlands
Lezen
1.1 en 1.2
1 / 22
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 1

This lesson contains 22 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

Nederlands
Lezen
1.1 en 1.2

Slide 1 - Slide

Check in: hoe zit je er bij vandaag?

Slide 2 - Poll

Als ik een film of serie uitkies om te kijken...
bekijk ik eerst de filmposter.
lees ik eerst de beschrijving.
lees ik eerst de reviews.
bekijk ik eerst de trailer.

Slide 3 - Poll

1.1 Teksten verkennen
Na deze les kun je snel de basiskenmerken van een tekst ontdekkken, zodat je weet wat je van een tekst kunt verwachten en kunt bepalen hoe je de tekst aan gaat pakken.

Slide 4 - Slide

1.1 Teksten verkennen
Als je wilt bepalen of een tekst voor jou interessant is of snel wilt weten wat voor tekst je aangeboden krijgt, kun je de tekst het best eerst verkennen.

Je let dan op...

Slide 5 - Slide

Leestekst

  • titel
  • eerste alinea
  • tussenkopjes
  • lay-out (afbeeldingen, anders gedrukte woorden, kleuren)
Kijk-/luistertekst

  • titel
  • introductietekst
  • eerste stukje of totdat je iets interessants ziet/hoort

Slide 6 - Slide

1.1 Teksten verkennen
Meestal weet je dan wat het onderwerp is, voor welk publiek de tekst gemaakt is, met wat voor tekstsoort je te maken hebt en wat je van de tekst kunt verwachten. 

Slide 7 - Slide

1.1 Teksten verkennen
Hoe je een tekst vervolgens aanpakt, hangt af van jouw doel:
nieuwsbericht op de radio
Aan het begin heb je het onderwerp gehoord. Je vindt het interessant en je besluit het item helemaal te beluisteren.
bijsluiter bij medicijn
Je wilt weten hoeveel je mag slikken op een dag. Je besluit de bijsluiter niet helemaal te lezen, maar op zoek te gaan naar de dosering.
tekst uit studieboek
Je moet de informatie kennen, dus je besluit om de hele tekst intensief te lezen. Misschien maak je ook aantekeningen of een samenvatting.

Slide 8 - Slide

1.2 Doel en hoofdgedachte
Bepalen hoe waardevol de informatie voor jou is

Slide 9 - Slide

1.2 Doel en hoofdgedachte
Bij het lezen of bekijken van teksten is het vaak belangrijk om je ervan bewust te zijn dat de maker altijd een doel heeft met zijn tekst. Bedenk daarom:

  • Wat wil de maker van mij? Wat is het tekstdoel van de maker?
  • Wat is de hoofdzaak van wat hij mij probeert te vertellen? Wat is de hoofdgedachte van de tekst?

Sommige teksten hebben meerdere doelen, maar bijna altijd is een van die doelen het hoofddoel.

Slide 10 - Slide

Welke tekstdoelen ken jij nog?

Slide 11 - Open question

de maker van de tekst wil
tekstdoel
tekstsoort
nieuwsbericht
gebruiksaanwijzing
forumbijdrage op het internet
reclame
discussie
speelfilm
informatie geven
informeren
laten weten hoe hij iets moet doen


instrueren
overtuigen van een mening
overtuigen / betogen
aanzetten tot actie
overhalen / activeren
aan het denken zetten en
een mening laten vormen
opiniëren / beschouwen
vermaken
amuseren

Slide 12 - Drag question

Slide 13 - Slide

1.2 Doel en hoofdgedachte
Als je het tekstdoel weet, kun je ook de hoofdgedachte bepalen.

Overtuigen: wat is de mening waarvan de maker je wil overtuigen?
Overhalen: wat moet je doen? (Koop..., Kom..., Word lid..., Geef geld...)
Opiniëren/beschouwen: wat is volgens de maker het antwoord op de vraag waarover hij je wil laten nadenken?

Slide 14 - Slide

1.2 Doel en hoofdgedachte
Hoe vind je de hoofdgedachte?

  • kortst mogelijke samenvatting van een tekst
  • vaak in de inleiding van de tekst
  • bij langere artikelen meestal in het slot van de tekst

Slide 15 - Slide

Bekijk deze
afbeelding
goed....

Slide 16 - Slide

Voor welke doelgroep is de
advertentie geschreven?
A
Kinderen
B
Ouders
C
Docenten
D
Medewerkers

Slide 17 - Quiz

Voorbeeld

Slide 18 - Slide

Noteer in één woord waar deze tekst over gaat.

Slide 19 - Open question

Wat kun je zeggen over de titel van de tekst? De titel
A
is hetzelfde als het onderwerp van de tekst
B
is grappig bedoeld en maakt nieuwsgierig
C
heeft niets te maken met de inhoud van de tekst

Slide 20 - Quiz

De tekst is voor een bepaalde groep mensen geschreven. Behoor jij tot deze groep? Leg uit.

Slide 21 - Open question

Aan het werk!
Maak de volgende opdrachten:
  • 1.1: opdracht 3 tot en met 6
  • 1.2: opdracht 1 tot en met 5

Slide 22 - Slide