3hb-11-2-lesen-ueben-deel2-blooket

Lernziele heute:
- Hausaufgaben: Antworten kontrollieren (Schritt 33+34); Fragen?

-  ich kann einen Text verstehen und Fragen beantworten

- Noch einmal: Ich kann Modalverben benutzen => blooket



Bitte Buch auf den Tisch, Seite 116.
1 / 20
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 3

This lesson contains 20 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Lernziele heute:
- Hausaufgaben: Antworten kontrollieren (Schritt 33+34); Fragen?

-  ich kann einen Text verstehen und Fragen beantworten

- Noch einmal: Ich kann Modalverben benutzen => blooket



Bitte Buch auf den Tisch, Seite 116.

Slide 1 - Slide

This item has no instructions

De basis: De docent zorgt voor een veilige werksfeer. 

De leerlingen werken mee aan een veilige werksfeer.


Waarschuwing (1x, daarna briefje halen):
- schelden
- praten tijdens stilte
- propjes gooien
- aan iemands spullen zitten

Briefje halen (zonder waarschuwing):
- Iemand bedreigen
- slaan
- schoppen
- dingen gooien

schorsing:
- vechtpartij



Slide 2 - Slide

This item has no instructions

Slide 3 - Slide

This item has no instructions

Slide 4 - Slide

This item has no instructions

Slide 5 - Slide

This item has no instructions

timer
1:30

Slide 6 - Slide

This item has no instructions

1) Ich kenne die Modalverben= Woots
0. Magister openen
1. Ga dan naar www.woots.nl
2. Inloggen = "Inloggen met Entree" (=via Magister)
3. Maak de opdracht, je hebt 11 minuten

Klaar? Inleveren (pijl aan linke kant)
 Begin met lezen

Slide 7 - Slide

This item has no instructions

Slide 8 - Slide

This item has no instructions

Slide 9 - Slide

This item has no instructions

Lesen:
Lies Text 2 + 3 und beantworte die Fragen.

Du bist still und störst die anderen nicht.

Wir besprechen nach 12 Minuten.
Fertig? Lerne die Vokabeln Schritt 33 oder die Modalverben

timer
15:00
timer
12:00

Slide 10 - Slide

This item has no instructions

8) In alinea 1 en 2 worden tips gegeven om inbraak te voorkomen.
Geef van elke tip aan of deze genoemd wordt.
Schrijf ‘wel’ of ‘niet’ op:
1 lampen af en toe laten aan- en uitgaan
2 post uit de brievenbus laten halen
3 gordijnen af en toe open en dicht laten doen
4 op sociale media zwijgen over je afwezigheid
A
wel- wel - wel - wel
B
wel - niet- wel - wel
C
wel - wel - niet - wel
D
wel - niet - niet - niet

Slide 11 - Quiz

This item has no instructions

9) “Einbrecher” (inleiding)
Welk ander woord uit de tekst betekent hetzelfde?
Schrijf dat Duitse woord in de uitwerkbijlage op.

Slide 12 - Open question

This item has no instructions

10) Welche Aussage stimmt mit Absatz 3 überein?



A
Es ist bei Einbrüchen oft undeutlich, an welche Versicherung man sich wenden soll.
B
Geld von der Versicherung zu bekommen, ist nach einem Einbruch nicht einfach.
C
Viele Menschen besitzen überflüssige, unnütze Versicherungen.
D
Wer sein Haus gut abgeschlossen hat, bekommt im Einbruchsfall von seiner Versicherung Hilfe.

Slide 13 - Quiz

This item has no instructions

11) Geef bij elke bewering over hotel ‘Lellmann’ aan of deze wel of niet
overeenkomt met de tekst.
Schrijf ‘wel’ of ‘niet’ op.
1 Alle kamers beschikken over een balkon.
2 Als je er voor één persoon een kamer boekt, betaal je een toeslag.
3 Een kamer is op vrijdag en zaterdag duurder dan op andere dagen.
4 Honden zijn welkom als ze van tevoren zijn aangemeld.
A
wel- wel - wel - wel
B
niet - niet - wel - wel
C
wel - niet - wel - niet
D
wel - wel - niet -niet

Slide 14 - Quiz

This item has no instructions

ich kann einen Text verstehen und Fragen beantworten
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

This item has no instructions

Hausaufgabe:
lesen üben:

- Text 4 und Text 5 = 7 Fragen (= niet langer dan 35 minuten)



Und jetzt: Modalverben mit Blooket

Slide 16 - Slide

This item has no instructions

Slide 17 - Link

This item has no instructions

Hausaufgaben kontrollieren
siehe word-Dokument

Slide 18 - Slide

This item has no instructions

Slide 19 - Link

This item has no instructions

Slide 20 - Slide

Nächste Stunde = Teil2: Grammatik! und Aufgabe 6 (und 8?)