Woorden

Woorden
Tegenstellingen 
1 / 11
next
Slide 1: Slide

This lesson contains 11 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson

Woorden
Tegenstellingen 

Slide 1 - Slide

Wat betekent het woord 'afgunstig'?
A
Jaloers
B
Ziekelijke angst
C
De reden, de oorzaak
D
Ondertussen

Slide 2 - Quiz

Wat betekent het woord 'negeren'?
A
maken
B
doen alsof het er niet is
C
gebeuren
D
niet doen, niet accepteren

Slide 3 - Quiz

Wat betekent het woord 'nauw'?
A
sterk, hecht
B
smal, krap
C
precies
D
gebeuren

Slide 4 - Quiz

Wat betekent het woord 'inmiddels'?
A
zenuwachtig
B
vereerd, trots
C
zo gauw als
D
ondertussen

Slide 5 - Quiz

Hoewel
extreem
de aanleiding
heel erg, uitzonderlijk
de reden, de oorzaak
ook al, ondanks het feit dat

Slide 6 - Drag question

Aan de slag!
Maken: opdracht 2 t/m 5 - 8 - 9

Slide 7 - Slide

Tegenstelling
De woorden betekenen precies het tegenovergestelde van elkaar. 

geven --> nemen
boven --> onder
groot --> klein 

Slide 8 - Slide

Voorvoegsels en achtervoegsels
Voorvoegsel: on 
Achtervoegsel: loos

opvallend - onopvallend
kans - kansloos 

Slide 9 - Slide

de fobie
ervaren
uniek
de vrees
voelen, beleven, meemaken
uitzonderlijk, waar er maar één van is
de angst
de ziekelijke angst

Slide 10 - Drag question

Aan de slag!
Maken: opdracht 11-13-17-19-20

Slide 11 - Slide