191028 Lessonuptraining

Welkom bij Nederlands!
Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je spullen op tafel
Begin met stillezen in je leesboek
timer
1:00
1 / 25
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo bLeerjaar 1

This lesson contains 25 slides, with interactive quizzes, text slides and 3 videos.

Items in this lesson

Welkom bij Nederlands!
Doe je telefoon in de telefoontas
Leg je spullen op tafel
Begin met stillezen in je leesboek
timer
1:00

Slide 1 - Slide

Stillezen
timer
1:00

Slide 2 - Slide

Inhoud van de les:
Stillezen
Uitleg over werkwoorden
Aan de slag 

Slide 3 - Slide

Wat is een werkwoord?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Video

Welk woord is een werkwoord?
A
Schilderij
B
Tuinman
C
Bakken
D
Verkoper

Slide 6 - Quiz

Welk woord is een werkwoord?
A
Drinken
B
Drankje
C
Voedsel
D
Maaltijd

Slide 7 - Quiz

Wat is het werkwoord in deze zin?

Herman verkoopt volgend jaar zijn huis.
A
Heman
B
verkoopt
C
jaar
D
huis

Slide 8 - Quiz

Wat is het werkwoord in deze zin?

Bel jij morgen even naar het politiebureau?
A
even
B
politiebureau
C
bel
D
morgen

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoord in deze zin?

Van het concert des levens krijgt niemand een program.
A
van
B
concert
C
niemand
D
krijgt

Slide 10 - Quiz

Wat weet je van zwakke en sterke werkwoorden?

Slide 11 - Open question

Slide 12 - Video

Welke van deze vier werkwoorden is een sterk werkwoord?
A
dansen
B
bedanken
C
reizen
D
roepen

Slide 13 - Quiz

Welke van deze werkwoorden is een sterk werkwoord?
A
bedoelen
B
denken
C
praten
D
verzetten

Slide 14 - Quiz

Welke van deze werkwoorden is een zwak werkwoord?
A
fietsen
B
verliezen
C
geven
D
ruiken

Slide 15 - Quiz

Welk werkwoord is een zwak werkwoord?
A
stinken
B
brengen
C
verdenken
D
lachen

Slide 16 - Quiz

Sterke werkwoorden
Zwakke werkwoorden
Lopen
Eten
Gamen
Kijken
Voetballen
Bakken

Slide 17 - Drag question

Ga aan de slag:
Maak de online les 'Werkwoorden' van taalverzorging hoofdstuk 1

Slide 18 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 19 - Open question

Hoofdletters en leestekens
Taalverzorging

Slide 20 - Slide

Wanneer schrijf je een hoofdletter?

Slide 21 - Open question

Wanneer schrijf je een vraagteken en wanneer een uitroepteken?

Slide 22 - Open question

Slide 23 - Video

Typ de zin over en zet leestekens + hoofdletters:
ik ga ilona een kaartje sturen

Slide 24 - Open question

Schrijf de zin goed over. Denk aan de hoofdletters en leestekens.

wie brengt jou naar het feest

Slide 25 - Open question