Grammatica: pv-wg-ow

Grammatica
1 / 21
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolmavo, havo, vwoLeerjaar 1,2

This lesson contains 21 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Grammatica

Slide 1 - Slide

Leerdoel
Ik kan de pv vinden in een zin.
Ik kan het werkwoordelijk gezegde vinden in een zin. 
Ik kan een zin verdelen in zinsdelen.
Ik kan het onderwerp vinden in een zin. 

Slide 2 - Slide

De vier stappen
1. persoonsvorm 
2. zinsdelen
3. werkwoordelijk gezegde (alle ww in de zin)
4. onderwerp (wie/wat + wg)


Slide 3 - Slide

Weet je nog?
Ontleden betekent: iets in stukjes verdelen en ieder
stuk een naam geven.

Bij redekundig ontleden verdeel je een zin in zinsdelen.
 

Slide 4 - Slide

De zin verdelen
Zinsdelen kunnen uit één of meerdere woorden bestaan.

Om zinsdelen te vinden,
hussel je de zin door elkaar.

Alles wat vóór de persoonsvorm
staat of kan staan is één zinsdeel.

Slide 5 - Slide

Wat is de persoonsvorm in deze zin?
Mijn lieve moeder bakt lekkere taarten.
A
moeder
B
bakt
C
mijn lieve moeder
D
taarten

Slide 6 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Mijn lieve moeder bakt lekkere taarten.
A
1
B
2
C
3
D
4

Slide 7 - Quiz

Wat is de persoonsvorm?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
gisteren
B
gebakken
C
heeft
D
taart

Slide 8 - Quiz

Hoeveel zinsdelen heeft de zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.
A
2
B
3
C
4
D
5

Slide 9 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde van deze zin?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 10 - Open question

Schrijf het werkwoordelijk gezegde op.
De melk is niet te drinken.

Slide 11 - Open question

Wat is het onderwerp?
Gisteren heeft mijn lieve moeder een lekkere taart gebakken.

Slide 12 - Open question

Wat is het onderwerp?
In de bijsluiter staan bijwerkingen genoemd.
A
in de bijsluiter
B
bijsluiter
C
bijwerkingen
D
staan genoemd

Slide 13 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde?
De koning leest aan heel het land de troonrede voor.
A
leest
B
de koning
C
leest voor
D
leest de troonrede voor

Slide 14 - Quiz

Wat is het onderwerp?
De juf gaf de kinderen een afscheidscadeautje.
A
een afscheidscadeautje
B
de kinderen
C
gaf
D
de juf

Slide 15 - Quiz

Wat is het wg in de zin:
Vorig seizoen heb ik een paar voetbalschoenen versleten.

Slide 16 - Open question

Wat is het ow in de zin:
Vorig seizoen heb ik een paar voetbalschoenen versleten.

Slide 17 - Open question

Wat is het wg in de zin:
Zwartbuikhamsters komen in Frankrijk niet meer voor.

Slide 18 - Open question

Wat is het ow in de zin:
Zwartbuikhamsters komen in Frankrijk niet meer voor.

Slide 19 - Open question

Wat is het wg in de zin:
De winnaar van de Postcode Loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 20 - Open question

Wat is het ow in de zin:
De winnaar van de Postcode Loterij kocht direct een Ferrari.

Slide 21 - Open question