Les 2 grammatica SE

Grammatica
- terugkijken op de vorige les 
- werken aan de opdrachten
eerst gezamenlijk
daarna zelfstandig
- tijd over?
lezen of werken aan fictie
1 / 28
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

This lesson contains 28 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Grammatica
- terugkijken op de vorige les 
- werken aan de opdrachten
eerst gezamenlijk
daarna zelfstandig
- tijd over?
lezen of werken aan fictie

Slide 1 - Slide

Voorkennis ophalen

per vraag krijg je maar beperkt de tijd om te antwoorden
zorg ervoor dat je ingelogd bent in LessonUp

Slide 2 - Slide

Hoe vind je de persoonsvorm?
A
wie of wat + pv?
B
de zin vragend maken
C
de zin in een andere tijd zetten
D
de volgorde van de zin veranderen

Slide 3 - Quiz

Hoe vind je het onderwerp?
A
wie of wat + pv?
B
de zin in een andere tijd zetten
C
Met wie + pv?
D
de zin veranderen van aantal

Slide 4 - Quiz

Hoe vind je het werkwoordelijk gezegde? En waar moet je nog meer opletten?

Slide 5 - Open question

Welke vraag moet je stellen om het lijdend voorwerp te vinden?

Slide 6 - Open question

Welke vraag moet je stellen om het meewerkend voorwerp te vinden?

Slide 7 - Open question

Welke vraag / vragen kun je stellen om een bijwoordelijke bepaling te vinden?
A
waar? met wie?
B
wanneer? waarmee?
C
waarom? hoe?
D
A + B + C

Slide 8 - Quiz

Aan de slag
Zinsdelen
Zinnen bestaan uit groepjes woorden die bij elkaar horen: zinsdelen. De zin ‘’De buurman schreeuwt de hele dag’ bestaat uit drie zinsdelen: (1) de buurman, (2) schreeuwt en (3) de hele dag. Om de zinsdelen te vinden moet je eerst de persoonsvorm zoeken.


Zo vind je de zinsdelen
Als je wilt weten of woorden samen een zinsdeel vormen, verander dan een paar keer de volgorde van de zin. Woorden die altijd in dezelfde volgorde naast elkaar blijven staan, vormen samen een zinsdeel.


Slide 9 - Slide

Persoonsvorm
In elke zin staan werkwoorden. Eén van die werkwoorden is de persoonsvorm (pv).


Een werkwoord noemen we de persoonsvorm als die in een zin aangeeft:
a. de tijd (tegenwoordige of verleden tijd) :        ik slaap - sliep

b. het getal (enkelvoud of meervoud) :               zij slaapt - zij slapen




Slide 10 - Slide

Wat zijn de persoonsvormen in de eerste drie zinnen?
Onderstreep deze in jouw boekje opdracht 2 blz 7.
A
gaat, brengt terug, logeren
B
Sylvia, brengt, het hondje van de buren
C
gaat, brengt, moet
D
Sylvia, de fiets, moet

Slide 11 - Quiz

Wat is de persoonsvorm in de zin:
'Wie van jullie had mijn etui gisteren meegenomen?'

Slide 12 - Open question

Welke volgorde van de onderstaande zinnen is ook goed?
A
Sylvia gaat morgen naar de nieuwe bioscoop.
B
Gaat Sylvia morgen naar de bioscoop?
C
Morgen gaat Sylvia met haar vriendinnen naar de bioscoop.
D
Naar de bioscoop gaat morgen Sylvia.

Slide 13 - Quiz

Maak de volgende zinnen ook!
4 minuten

Slide 14 - Slide

3a. Hoe vind je de persoonsvorm?

Slide 15 - Mind map

3b. 1. Let op & geef antwoord


Waarom stond dat meisje op de hoek van het Venedi te wachten?

Slide 16 - Slide

3b. 1. Let op & geef antwoord


Waarom stond dat meisje op de hoek van het Venedi te wachten?

Slide 17 - Slide

3b. 2. Let op & geef antwoord


De chirurg van het AMC heeft gisteren het meisje gered.

Slide 18 - Slide

3b. 2. Let op & geef antwoord


De chirurg van het AMC heeft gisteren het meisje gered.

Slide 19 - Slide

3b. 3. Let op & geef antwoord.


De ouders van de voetballers kwamen de vermoeide spelers ophalen.

Slide 20 - Slide

3b. 3. Let op & geef antwoord.


De ouders van de voetballers kwamen de vermoeide spelers ophalen.

Slide 21 - Slide

3b. 4. Let op & geef antwoord. 

Een jonge zwaan werd zaterdagochtend door de dierenarts gered.

Slide 22 - Slide

3b. 4. Let op & geef antwoord. 

Een jonge zwaan werd zaterdagochtend door de dierenarts gered.

Slide 23 - Slide

3b. 5. Let op & geef antwoord. 


Vind jij dit ook lastig?

Slide 24 - Slide

3b. 5. Let op & geef antwoord. 


Vind jij dit ook lastig?

Slide 25 - Slide

Wat heb je geleerd?

Slide 26 - Open question

Waar heb je nog moeite mee?

Slide 27 - Open question

Aan de slag
Huiswerk 

Onderwerp
Theorie lezen en opdracht 4A + AB maken.

Werkwoordelijke gezegde 
Theorie goed lezen en opdracht 5A + 5B maken.

Diagnostische toets maken


Slide 28 - Slide