Vast en variabel woordbeeld

Vast en variabel woordbeeld
Een gedifferentieerde les rondom het vaste en variabele woordbeeld.
1 / 14
next
Slide 1: Slide
NederlandsMBOStudiejaar 3

This lesson contains 14 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Vast en variabel woordbeeld
Een gedifferentieerde les rondom het vaste en variabele woordbeeld.

Slide 1 - Slide

Lesdoelen: Na de les zijn de leerlingen in staat om….
Groep 1
1. de juiste schrijfwijze te hanteren van woorden die gemarkeerd zijn door etymologie.
2. zelf een dicteetje samen te stellen van minimaal 10 etymologisch gemarkeerde woorden.
Groep 2
3. (in samenwerking) een instructiekaart samen te stellen bij woorden die gemarkeerd zijn door etymologie.
4. uitleg te geven over etymologisch gespelde woorden en hier voorbeelden bij te geven.

Slide 2 - Slide

Herschrijf de volgende zin:
'Allebij waren we zeer blij dat zei het werk had volbragt.'

Slide 3 - Mind map

Groep 1
Mitchel
Joep
Gyan
Jordy
Thom
Jaimy
Jesse
Nicky
Groep 2
Chayenne
Jasper
Rick
Jelle
Jimmy

Slide 4 - Slide

Per groep
Groep 1: uitleg vast en variabel woordbeeld en opdrachten
Groep 2: instructiekaarten (evt. Studiemeter)

Slide 5 - Slide

Etymologie
Voor sommige schrijfwijze van woorden is er een historische verklaring. De schrijfwijze van het woord is tot stand gekomen door de herkomst ervan. 
Er liggen dus geen echte 'regels' vast aan de spelling van deze woorden. Je moet ze gewoon kennen.
Dat betekent....veel:
 TRAINEN of trenen?

Slide 6 - Slide

(Groep 1) opdracht
Placematswerkvorm  (2 groepen van 4)
  • Eerst: bekijk individueel de verkregen tekst en onderstreep de woorden die volgens jou verkeerd gespeld zijn.
  • In je groep: overleg samen welke woorden jullie gevonden hebben en maak één woordenlijst met de gespelde woorden, schrijf de juiste spellingswijze ernaast.

Slide 7 - Slide

Welk woord is juist gespeld?
'gijt' of 'geit'

Slide 8 - Open question

Welk woord is juist gespeld?
'Waterpeil' of 'waterpijl'

Slide 9 - Open question

Welk woord is juist gespeld?
'zei' of 'zij'

Slide 10 - Open question

Welk woord is juist gespeld?
'directeur' of 'direkteur'

Slide 11 - Open question

Welk woord is juist gespeld?
'shoarma' of 'sjwarma'

Slide 12 - Open question

Welk woord is juist gespeld?
'cadeau' of 'kado'

Slide 13 - Open question

Welk woord is juist gespeld?
'leerkragt' of 'leerkracht'

Slide 14 - Open question