What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
Dag 6
Dag 6
wel
weten
het winkelcentrum
het woord
zacht(e)
=> extra
het aanzoek
verloofd
getrouwd
gescheiden
1 / 20
next
Slide 1:
Slide
This lesson contains
20 slides
, with
interactive quizzes
and
text slides
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
Dag 6
wel
weten
het winkelcentrum
het woord
zacht(e)
=> extra
het aanzoek
verloofd
getrouwd
gescheiden
Slide 1 - Slide
wel
wel
waar - niet waar
zin
: Ik hou
wel
van patat, maar mijn moeder houdt niet van patat.
een beetje
zin
: Die jurk vind ik
wel
aardig, maar deze broek is mooier.
41
Slide 2 - Slide
weten
(ww)
kennis hebben van iets
TT - ik weet - jij weet - wij wet
en
VT - ik w
is
t - w
is
t
en
VTD - ik
heb
ge
wet
en
zin:
Weet
u hoe laat het is?
zin
: Nee, dat
weet
ik niet, want ik heb geen horloge.
42
Slide 3 - Slide
het
winkelcentrum (znw)
in het midden van een stad of dorp waar veel winkels zijn
het
winkelcentrum - de winkelcentra
zin
: In Den Helder is het
winkelcentrum
vlak bij het station.
43
Slide 4 - Slide
het
woord (znw)
letters die bij elkaar staan
het
woord - de woord
en
zin
: Deze zin heeft vier
woorden
.
44
Slide 5 - Slide
zacht(e) (bnw)
zacht <--> hard
weinig geluid
prettig om te voelen
langzaam
zin
: De trui is
zacht
.
zin
: De auto rijdt
zacht
door de straat.
45
Slide 6 - Slide
extra
het aanzoek
de vraag om met je te trouwen
verloofd
getrouwd
(gescheiden - uit elkaar)
Slide 7 - Slide
Zet in de woorden in de goede volgorde:
'vriendje en vriendinnetje - zijn - ze - nu'
39 + 40
A
Ze zijn nu vriendje en vriendinnetje.
B
Nu zijn ze vriendje en vriendinnetje.
C
Zijn ze nu vriendje en vriendinnetje.
D
Vriendje en vriendinnetje zijn ze nu.
Slide 8 - Quiz
39 + 40
het vriendje
het vriendinnetje
Slide 9 - Drag question
Waar wordt het woord 'wel' goed gebruikt?
41
A
Dat is wel zo!
B
Waarom wel jij dat?
C
Vandaag is het wel dag?
D
Wel je dat potlood even aangeven?
Slide 10 - Quiz
41
Maak een zin met 'wel'.
Slide 11 - Mind map
Waar staat het goede rijtje van het werkwoord 'weten' (TT)?
42
A
ik weet - jij weet - wij weten
B
ik wist - jij weet - wij weten
C
ik weet - jij wist - wij hebben geweten
D
ik weet - jij wist - wij wisten
Slide 12 - Quiz
Waar staat het goede rijtje van het werkwoord 'weten' (VT)?
42
A
ik weet - jij weet - wij weten
B
ik wist - jij weet - wij weten
C
ik wist - jij wist - wij wisten
D
ik weet - jij wist - wij heb gewisten
Slide 13 - Quiz
'Kennis hebben van iets' betekent?
42
A
doen
B
denken
C
verliefd
D
weten
Slide 14 - Quiz
Vanmiddag ga ik shoppen in ...
43
A
stiekem.
B
de dag.
C
het winkelcentrum.
D
de markt.
Slide 15 - Quiz
Een gebouw met meerdere winkels bij elkaar noem je?
43
A
de ijssalon
B
de supermarkt
C
de markt
D
het winkelcentrum
Slide 16 - Quiz
Maak een zin met het woord 'woord'.
44
Slide 17 - Open question
Welk ... begint met de letter 'w' en eindigt op de letter 'd'?
44
A
wandeld
B
woord
C
wasbord
D
weegschaald
Slide 18 - Quiz
Niet hard, maar ... ?
A
zacht.
B
steen.
C
kapot.
D
uit.
Slide 19 - Quiz
Wat is zacht?
Slide 20 - Mind map
More lessons like this
Dag 6
December 2023
- Lesson with
24 slides
NT2
ISK
Dag 9
June 2024
- Lesson with
16 slides
NT2
MBO
Studiejaar 1
Dag 9
January 2024
- Lesson with
16 slides
NT2
ISK
Dag 7 - T9 - Uiterlijk - Roze
January 2024
- Lesson with
22 slides
NT2
ISK
Dag 8
June 2024
- Lesson with
14 slides
Dag 8
May 2024
- Lesson with
14 slides
NT2
ISK
Dag 8
September 2024
- Lesson with
14 slides
NT2
ISK
Dag 8
May 2024
- Lesson with
12 slides