4. / Tegen sluitingstijd /
staat / altijd / een lange rij / voor de kassa./
WG OW
5. / Over twee jaar / gaat / Lars / misschien / in Londen / studeren./
WG OW WG
6. / Thomas / wil / graag / drie weken / zeilen./
OW WG WG
7. /Vanwege de overlast / bood / de NS / alle gestrande reizigers / een
WG OW MV
kop koffie / aan. /
LV WG