Woche 20

A3b Duits, Woche 20
1 / 25
next
Slide 1: Slide
DuitsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 3

This lesson contains 25 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 120 min

Items in this lesson

A3b Duits, Woche 20

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Beginopdracht

Slide 3 - Slide

Beginopdracht
Vertaal:
Versie A
Versie B
het afval (1/2 vertalingen)
het milieu
ruilen
inleveren
sinds
nuttig
pas
al
besparen
halen

Slide 4 - Slide

Diese Woche:
Freitag (40 Min.)

Lektion 35
GR: aus + Dat.
Schreiben: Aufgabe 2
Montag (80 Min.)

Lektion 35
GR: seit +Dat.
GR: was für ein_ + Akk.
LWS S. 74 + 75
Schreiben: Korrektur

Slide 5 - Slide

Lektion 35
KB S. 48-50 (1, 2, 4, 6)
AB S. 68-71 (1-6, 9)

Slide 6 - Slide

GR: seit + Dativ
"Ich wohne seit 5 Jahren in Amsterdam."
"Seit _____ 18. (rangtelwoorden = cijfer. (achtzehnten)) Jahrhundert wurde Religion immer weniger wichtig."

Wat betekent seit?
seit = sinds 

Dativ = derde naamval

Slide 7 - Slide

GR: seit + Dativ
Na het voorzetsel "seit" volgt altijd een Dativ (= derde naamval).
Deze heb je nodig:

mnl.: seit dem Beginn, seit einem Monat (uitgang -em)
vrl.: seit der Aufklärung, seit einer Woche (uitgang -er)
onz.: seit dem Mittelalter, seit einem Jahr (uitgang -em)
mv.: seit den Ferien, seit drei Jahren (den of niets)

Slide 8 - Slide

Lektion 35
KB S. 50 (7)
AB S. 70-71 (10-13)

Slide 9 - Slide

GR: was für ein_ 
was für ein = wat voor een

Na ein_ volgt nog een uitgang. Het woord ein_ staat in de Nominativ (= eerste naamval) of Akkusativ (= vierde naamval).

"Was für einen Urlaub (4) haben wir (1) erlebt!", 
"Was für eine Show (1) war das!", "Was für ein Spektakel (1) war das!", 

Slide 10 - Slide

GR: was für ein_ 
In de eerste naamval (= het zinsdeel is onderwerp van de zin):

- mnl.: Was für ein schöner Ort ist München!
- vrl.: Was für eine tolle Erfahrung war das!
- onz.: Was für ein Spektakel war das Oktoberfest!
- mv.: Was für Serien stehen heutzutage auf Netflix?

Slide 11 - Slide

GR: was für ein_ 
In de vierde naamval (= het zinsdeel is het lijdend voorwerp van de zin):
- mnl.: Was für einen schönen Ort finde ich (1) München!
- vrl.: Was für eine tolle Erfahrung haben wir (1) erlebt! (1=4)
- onz.: Was für ein Spektakel hast du (1) beim Oktoberfest gesehen! (1=4)
- mv.: Was für Serien seht ihr heutzutage auf Netflix?

Slide 12 - Slide

GR: was für ein_ 
Stappenplan: 
1. Ontleden --> heb ik een 1e of 4e naamval nodig?
2. Is het zelfstandig naamwoord m/v/o/mv?
3. Juiste uitgang invullen

Slide 13 - Slide

Lektion 35
KB S. 51 (9)
AB S. 72-73 (15-17)

Slide 14 - Slide

GR: aus + Dativ
"Ich komme aus der Stadt Amsterdam."
"Aus einem Pullover kann man auch ein T-Shirt machen."
"Ist die Tasse aus Plastik oder aus Glas?"

Wat betekent aus?

Slide 15 - Slide

GR: aus + Dativ
Na het voorzetsel "aus" volgt altijd een Dativ (= derde naamval).
Deze heb je nodig:

mnl.: aus dem Leben, aus einem Land
vrl.: aus der Schule, aus einer Kleinstadt
onz.: aus dem Buch, aus einem Kleid
mv.: aus den Pullovern, aus neuen Röcken

Slide 16 - Slide

GR: aus + Dativ
Let op!
Als je echt een materiaal noemt, hoeft er geen lidwoord bij.

Bijvoorbeeld:
aus Glas, aus Keramik, aus Plastik, aus Holz, aus Stoff, aus Leder, aus Metall, aus Stein, aus Stahl, aus Wasser, usw. (und so weiter = en zo verder)

Slide 17 - Slide

Schreiben: Aufgabe 1
Lieber Jonas, 

wie geht's dir? Ich wollte dich fragen, ob du am Wochenende Zeit hast, mit mir ans Meer zu fahren. Hast du Lust darauf? 
INHOUD

Slide 18 - Slide

Schreiben: Aufgabe 1
Een stukje tekst begint altijd met een begroeting:
Hallo! // Guten Tag! 
Liebe(r) = Lieber gebruik je voor mnl. personen, liebe gebruik je voor vrl. + mv. // Liebes..... = onz.  (hen) 

- Wie geht's dir? // Wie geht's Ihnen? 
(eerste letter van het middenstuk KLEIN)

- Een stukje tekst eindigt altijd met een afsluiting:
Alvast bedankt voor je/uw antwoord! --> Im Voraus vielen Dank für deine/Ihre Antwort.
Ik verheug me al op jouw/uw antwoord! --> Ich freue mich schon auf deine/Ihre Antwort.

Slide 19 - Slide

Schreiben - Aufgabe 1
Je reageert op een oproep om met Duitse jongeren te chatten. 
Je stelt jezelf in je antwoordbericht voor in het Duits. 

- Groet en schrijf hoe je heet.
- Schrijf hoe oud je bent en waar je vandaan komt. 
- Schrijf iets over een hobby van je. Weet je geen hobby, dan verzin je er een. 
Denk bijv. aan: hoe lang al + met wie? 
- Schrijf iets over de sport die je doet. Doe je geen sport, dan verzin je een extra hobby. 
Denk aan: waar + hoe vaak per week? 
- Stel 2 vragen aan degene met wie je in contact zou willen komen.
- Zeg gedag. 

Slide 20 - Slide

Feedback
- aanhef: Liebe (= voor een vrouw of voor meerdere mensen)/Lieber.... (voor een man) /Guten Tag/Hallo..... (met komma en dan kleine letter erna)

- aus/in den Niederlanden --> aus Holland / aus Zaandam/Amsterdam/..... 
- hoofdletters bij zelfstandige naamwoorden (ich bin 14 Jahre alt)
- het is leuk = es ist toll / es macht Spaß (es ist Spaß // es macht toll) 

- afsluiting: Tschüss/Mit freundlichen Grüßen (zonder komma!) en dan je naam

Slide 21 - Slide

Feedback
Liebe / Lieber..../Hallo/Guten Tag _______ (lieber = mnl., liebe = vrl.),
[witregel]
ich heiße Lotte. Ich bin 26 Jahre alt und wohne in Amsterdam. Ich bin 1997 geboren. Mein Hobby ist Lesen....... 

INHOUD
[witregel]
 Tschüss! / Mit freundlichen Grüßen / Bis bald! 
[witregel]
Lotte
Lotte 

Slide 22 - Slide

Schreiben - Aufgabe 2
Je hebt nu iemand uitgekozen om mee te chatten. Kies uit: Selina of Deniz. 
- Zeg Selina/Deniz gedag.
- Stel jezelf nog een keer voor: Schrijf hoe oud je bent en waar je vandaan komt. Vraag waar Selina/Deniz vandaan komt.
- Schrijf over je familie (bijv.: ouders/broertjes/zusjes/lievelingsnichtje/etc.). Vraag naar de familie van Selina/Deniz.
- Schrijf wie je beste vrienden/vriendinnen zijn en waar je ze van kent. Vraag naar de vrienden van Selina/Deniz.
- Selina/Deniz heeft in de oproep geschreven dat hun hobby's zeichnen (= tekenen) / zocken (= gamen) zijn. Zeg wat je van de hobby vindt en schrijf nog eens over je eigen hobby. 
- Zeg gedag. 

Slide 23 - Slide

Hausaufgaben für Donnerstag
- Maken:

- Leren: 

Slide 24 - Slide

Hausaufgaben für Montag
- Maken: 

- Leren: 



Slide 25 - Slide