Tenses en wordorder

• Engels
• MBO
• Studiejaar 1-4

Grammatica

 present simple, past simple, present perfect

wordorder

Doel: Je weet wanneer je de present, past simple en de present perfect moet gebruiken.

Je kunt goede Engelse zinnen maken (woordvolgorde)

Welke tijd is hier gebruikt?

My internship is a lot of fun.

1. Past continuous
2. Present continous
3. Past simple
4. Present simple

Wat weet je over de present simple?

Present simple 

Signaalwoorden:

always

often

ever

sometimes

every day

never

usually

every week

PRESENT CONTINOUS

Present contiNUous: gebeurt NU 

Always use this form:

1. am, is / are 

2. infinitive

3. -ing 

Example: They are working now

Present Continuous signaal woorden

Now 

Right now

As we speak

Currently

At the moment

Listen!

Look!

Past simple/ present perfect

De verleden tijd (past simple) en de voltooid tegenwoordige tijd (present perfect) worden zowel in het Engels als Nederlands gebruikt. Maar er zijn verschillen.

 

Ik heb haar gisteren gezien. (voltooid tegenwoordige tijd)

I saw her yesterday. (past simple) Nooit: I have seen her yesterday. (present perfect)

Wat is het verschil tussen past simple and present perfect?

I _____ (to know) Karim and Ahmed since I _____ (to be) a child.

Between 2014 and 2016 the company _____(to upgrade) all its computers and software.

We _____ (to live) in London for some time. We really like it here.

Oh no! I _____ (to lose) my new smartphone!

Woordvolgorde

De woordvolgorde in een schema:

We

a present

gave

to our friend

at her birthday

Darnell

eaten

has

just now

the hotdog

?

did

in the cinema

you

see that film

at work

designed

for safety

these rules

were

Zet het bijwoord op de juiste plek:
This is the best helmet. (definitely)

Zet het bijwoord op de juiste plek:
We took the bus. (regularly)

Zet het bijwoord op de juiste plek:
Could you check her pulse? (possibly)

Zet het bijwoord op de juiste plek:
You shouldn't interrupt me. (always)

Vragen? 

Opdrachten

Nu Engels - Grammar

Grammar practice verbs:

• Grammar 28 present simple vs present continuous
• Extra grammar 28

• Grammar 30 past simple vs present perfect
• Extra grammar 30

Grammar practice: sentences

• Grammar 13: word order
• Extra grammar 13