TPV 2 Deeg en beslag

Deeg en beslag
Deeg en beslag
1 / 32
next
Slide 1: Slide
VoedingVoortgezet speciaal onderwijs

This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Deeg en beslag
Deeg en beslag

Slide 1 - Slide

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Welke ingredienten zitter in deeg ?

Slide 4 - Open question

Slide 5 - Slide

Bloem van harde tarwe bevat veel of weinig eiwit en gluten ?
A
Ja dat klopt
B
Nee dat klopt niet.

Slide 6 - Quiz

Ingrediënten soezen
100 gram melk  100 gram water  100 gram boter, in klontjes  100 gram patentbloem  1 gram zout  4 á 5 (200 gram) eieren

Procedure
1
BRENG INGREDIËNTEN AAN DE KOOK
Breng melk, water, zout en boter in een kleine pan aan de kook.
2
VOEG DE BLOEM TOE
Als de boter is gesmolten haal je de pan van het vuur en voeg je de bloem in één keer toe.
3
ROER DE BLOEM DOOR DE BOTER
Roer de bloem met een spatel door de boter, zodat er een egale massa ontstaat.

VERHIT DE MASSA
Verhit de massa op het vuur, totdat het beslag een bal vormt die van de pan loslaat.

VOEG DE EIEREN TOE
Zet het vuur uit. Voeg de eieren één voor één toe en roer deze volledig weg. Voeg het volgende ei pas toe als het vorige volledig is opgenomen.

Je hebt het deeg goed geroerd als het deeg:
loskomt van de pan.
een dikke pap is.
helemaal gaar is.
geen klonten heeft.
tussen duim en wijsvinger glad aanvoelt.


Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Wat zijn Gluten ?
A
Gist
B
Enzymen
C
Eiwitten
D
Bacteriën

Slide 9 - Quiz

Slide 10 - Link

Slide 11 - Slide

Waar moet ik opletten als ik werk met gist ?

Slide 12 - Mind map

Slide 13 - Slide

Hoe weet je dat kookdeeg gaar is dan ....voordat je eieren toevoegd.
A
Als de bloem bruin kleurt.
B
Als het deeg wit uitslaat.
C
Als het deeg kruimelig wordt.
D
Het deeg een bal vormt die loslaat van de pan.

Slide 14 - Quiz

Met kookdeeg maak je ook ....
A
Roux.
B
Mirepoix.
C
Vette mirepoix.
D
geen van deze antwoorden.

Slide 15 - Quiz

Slide 16 - Slide

Fonceerdeeg
Het aanbrengen van een dun laagje deeg in een bakvorm of terinnevorm, met als doel een bodem voor taarten, petits-fours of terinnes te maken. Ook beschermt het de vulling van bijvoorbeeld terinnes tegen directe verhitting. 

Slide 17 - Slide

Beslag

Slide 18 - Slide

Lesdoelen

  • Beslag soorten benoemen
  • Kennis hebben van bereidingswijze beslag
  • Inzicht krijgen in het bakproces van beslag
  • Benoemen van toevoegingen aan beslag

Slide 19 - Slide

Beslag soorten
  • Warm beslag (kapsel en cake)
  • Koud beslag (kapsel/moscovisch en cake)
  • Beslag mix
  • Soezen (kookdeeg)

Slide 20 - Slide

Bereidingswijze
  • Conditioneren (ca. 24 graden)
  • Luchtig maken door kloppen (Ei of vetstof)
  • Toevoegen grondstoffen
  • Garnituur

Slide 21 - Slide

Soorten
Amandelbeslagen - Amandel, Quadrille en Madeleine
Koude beslagen - Biscuit, (blind) moscovisch, Byou en Breton
Warme beslagen - Warm, Zacht Wener, Duchesse en cacao
Soezenbeslag
Progres beslag (eiwit)

Slide 22 - Slide

Basisgrondstoffen
Ei: Lucht opslag/volume toename, smaak en emulgerende werking door lechitine.
Suiker: Taaivloeibaarheid (suikerstroop), volume, smaak en structuur.
Vetstof: luchtinslag en emulgerende vermogen.
Tarwebloem: hoog verstijfseling vermogen en waterbinding (zetmeel is bindend vermogen).

Slide 23 - Slide

Bakproces
Een luchtig eindproduct verkrijgen uit een vloeibare massa.
  • Ovenwerking (luchtiger en volume toename)
  • Schuimstructuur (celwanden van het ei(wit) worden vast en sponsstructuur waarin de gascellen zijn verbonden)
  • Gaar worden, gewenste stevigheid en kleur (mals)
  • Lange baktijd, lagere temp. Kortere baktijd, hogere temp.

Slide 24 - Slide

Bakproces
Ovenwerking/volume toename;
  • Gas uitzetting in de (lucht) cellen door kloppen, rijsmiddel. vrij water en het vocht uit het coaguleren van eiwitten
  • Einde ovenwerking als de kern 70 graden is (zetmeel verstijfseld en eitwit is gecoaguleerd = chemische veranderingen).

Slide 25 - Slide

Veststof in beslag
Vetstof smelt bij 37 tot 40 graden.
Door het hele beslag is warmte stroming aanwezig.
  • Zware (cake) beslagen
Lage temperaturen, langere baktijden i.v.m. ontsnappen van waterdamp (te warm gebakken).
Te koud gebakken, zet er te veel waterdamp uit. Grove structuur en losse bovenkant.

Slide 26 - Slide

Kookdeeg
  • Souflerende werking van het ei
  • Snelle stoomontwikkeling door grote hoeveelheid vocht
  • Stomen!

Slide 27 - Slide

Gaar worden/bepalen
Eiwit gecoaguleerd en het zetmeel verstijfseld. Spons structuur
  • Kern 70 graden
  • Waterdamp
  • Suiker opgelost
  • Vetten stellen verstijfseling uit
  • Vorming beslag/deeghuid
  • Stevig eiwitnetwerk 

Slide 28 - Slide

Kleur/bakhuid
  • Inwendige kleur
Frisse eigeel kleur.
  • Uitwendige kleur
Goudgele tot bruine kleur door de Maillard reactie.
  • Bakhuid
Sterke maar niet te dikke huid ontstaan (krimp/loslaten/uitdroging).

Slide 29 - Slide

Lossen en uitwasemen
  • Dunne plakken op koud plateu en op laagje suiker
  • Condenseren
  • Schone/droge ondergrond
  • Luchtdicht bewaren/invriezen

Slide 30 - Slide

Let's play a game!

Slide 31 - Slide

Slide 32 - Link