opdracht 1 (blz. 59)Stel het onderwerp (ow) van de zinnen vast. Noteer of het ow iets doet of iets is/wordt.
1. Zal de coördinator vanwege het mooie weer op een ijsje trakteren?
2. Afgelopen zaterdag is de uitverkoop een succes geweest.
3. Sommige dingen blijven nu eenmaal voor altijd raadselachtig.
4. Op plechtige wijze zal de voorzitter de medailles overhandigen.