3.4 Macht op de markt?

H3 Ben jij ondernemend?
Paragraaf 3.4 Macht op de markt?
1 / 15
next
Slide 1: Slide
EconomieVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

This lesson contains 15 slides, with text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

H3 Ben jij ondernemend?
Paragraaf 3.4 Macht op de markt?

Slide 1 - Slide

Wat weten we nog/al?

Slide 2 - Slide

Leerdoelen 3.3
  • Je kunt in een grafiek de evenwichtsprijs en evenwichtshoeveelheid aflezen en tekenen.
  • Je kunt uitleggen waardoor vraag- en aanbodlijnen kunnen verschuiven en wat het gevolgd daarvan is.
  • Je wat het gevolgd is als de overheid een maximum of minimumprijs vastelt.
  • Je kunt uitleggen wat een transparante markt is.

Slide 3 - Slide

Begrippen paragraaf 3.3 
  • Evenwichtshoeveelheid
  • Evenwichtsprijs
  • Transparante markt

Slide 4 - Slide

Leerdoelen 3.4
  • Je kunt uitleggen hoe producenten hun marktaandeel proberen te vergroten.
  • Je kunt een monopolie beschrijven en herkennen.
  • Je kunt de verschillen tussen volkomen concurrentie en monopolistische concurrentie beschrijven en herkennen.
  • Je kunt een oligopolie beschrijven en herkennen.
  • Je kunt uitleggen wat een kartel is.

Slide 5 - Slide

Marktaandeel
  • Je marktaandeel is jouw eigen afzet/omzet in procenten van de totale afzet/omzet op de markt.
  • Je marktaandeel groeit als jouw omzet of afzet harder stijg dan die van je concurrent.
  • Bedrijven gebruiken de marketinginstrumenten (6P's) om hun marktaandeel te vergroten.
  • Het marktaandeel kan ook groeien door ander bedrijf over te nemen of door ermee te fuseren.
  • Bij een fusie vormen twee bedrijven samen één nieuw bedrijf.

Slide 6 - Slide

Homogene en heterogene goederen
  • Producten die sterk op elkaar lijken, zoals graan en die voor klanten niet veel van elkaar verschillen, noemen we homogene goederen.
  • Soortgelijke goederen die wel van elkaar verschillen zijn heterogene goederen. Dan maakt het voor de consument wel uit welk merk hij/zij koopt.

Slide 7 - Slide

Monopolie
  • Een markt vorm met maar één aanbieder noem je een monopolie.
  • Jij bent de enige die het product aanbied en dus ook de prijs bepaald, je hebt dus veel macht.
  • In Nederland komt een monopolie nauwelijks voor.
  • Alleen heeft de overheid soms een monopolie. Zoals het hoogspanningsnet. Dit is een overheidsmonopolie.

Slide 8 - Slide

Veel aanbieders
  • Heeft een marktvorm veel aanbieders en zijn de producten homogeen, dan spreken we van de marktvorm: volkomen concurrentie.
  • Heeft een marktvorm veel aanbieders en zijn de producten heterogeen, dan spreken we van de marktvorm: monopolistische concurrentie.

Slide 9 - Slide

Oligopolie
Een markt met een klein aantal aanbieders, noem je een oligopolie. Hierin maken we onderscheid tussen:
  • Een oligopolie met een heterogeen product, zoals smartphones.
  • Een oligopolie met een homogeen product, zoals de elektriciteitsmarkt

In een oligopolie komen er niet zo snel nieuwe aanbieders bij. Omdat je veel moet investeren om een marktaandeel te krijgen en het lang duurt voor je naamsbekendheid en vertrouwen hebt van klanten.

Slide 10 - Slide

Slide 11 - Slide

Kartel
  • Bedrijven maken soms stiekem afspraken met elkaar, bijvoorbeeld over de hoogte van de prijs. 
  • Dit doen ze om onderlinge concurrentie te beperken, dit noemen we kartel.
  • Kartelvorming is verboden.
  • De Autoriteit Consument & Markt (ACM) controleert bedrijven of ze doen aan kartelvorming en deelt boetes uit.

Slide 12 - Slide

Je kunt nu
  • Je kunt uitleggen hoe producenten hun marktaandeel proberen te vergroten.
  • Je kunt een monopolie beschrijven en herkennen.
  • Je kunt de verschillen tussen volkomen concurrentie en monopolistische concurrentie beschrijven en herkennen.
  • Je kunt een oligopolie beschrijven en herkennen.
  • Je kunt uitleggen wat een kartel is.

Slide 13 - Slide

Begrippen paragraaf 3.4
Fusie
heterogene goederen
Homogene goederen
Kartel
Marktaandeel
Monopolie
Monopolistische concurrentie
Oligopolie
Volkomen concurrentie

Slide 14 - Slide

Aan het werk!
Maken opdrachten3.4: 2, 5, 6, 7, 8, 9, 10 en 11 
Maken Rekenopdrachten: -
Klaar?
Laten checken bij docent, bij goedkeuring nakijken.
Klaar?  Werk laten zien aan docent.
Veel fout? -> Maken herhalingsopdrachten 3.4
Veel goed? -> Maken plusopdrachten 3.4

 

timer
25:00

Slide 15 - Slide