prepositioneel
('er' in combinatie met een voorzetsel)
Kijk jij naar het journaal?
Ja, ik kijk elke dag naar het journaal
Kijk jij naar het journaal?
Ja, ik kijk er elke dag naar.
Heb je zin in vakantie?
Ja, ik heb zin in vakantie.
Heb je zin in vakantie?
Ja, Ik heb er zin in.
erlang jij naar de vakantie?
Ja, ik verlang naar de vakantie
Verlang jij naar de vakantie?
Ja, Ik verlang ernaar