Het woordje 'er'

• OKAN
• Middelbare school
• vmbo lwoo, mavo
• Leerjaar 3

Het woordje 'er'

Wat heb je gedaan in de vakantie?

Rara, wat ben ik?

Veel mensen hebben er één. Maar er zijn er ook veel die er geen hebben. 

Er zijn er ook met drie wielen.

Sommige mensen kunnen er niet op rijden.

Er worden er ook veel gestolen.

Rara, wat is het?

Wat ben ik?

Rara, wat ben ik?

Veel mensen hebben ER één. Maar ER zijn ER ook veel die ER geen hebben. 

ER zijn ER ook met drie wielen.

Sommige mensen kunnen ER niet op rijden.

ER worden ER ook veel gestolen.

Rara, wat is het?

'Er' = veelgebruikt woord

Veel mensen hebben er één. Maar er zijn er ook veel die er geen hebben. 

Er zijn er ook met drie wielen.

Sommige mensen kunnen er niet op rijden.

Er worden er ook veel gestolen.

Rara, wat is het?

ER 1 = ER met een telwoord of hoeveelheid

Heb jij een fiets?

-> Nee, ik heb er geen.

-> Ja, ik heb er één.

Hoeveel talen spreek jij?

Hoeveel boeken heb je vorig jaar gelezen?

ER 2 = ER met onbepaald ZN 

• Is er een bureau in het huis?
• Zijn er drie slaapkamers?
• Is er een badkamer beneden? 
• Zijn er boeken in het salon?
• Zijn er vier lampen in de keuken? 

Beschrijf het klaslokaal. Gebruik 'zitten, liggen, staan, hangen'.
Bijvoorbeeld:
Er staat een kast in de klas.

Vergelijk de 2 foto’s met elkaar.

Vertel wat de verschillen zijn. 

Voorbeeld:

Vroeger was er een kapotte straat, maar nu is er een mooie weg.

Vergelijk de 2 foto's met elkaar: "Vroeger ..., nu ...". Gebruik het woordje 'er'.

ER 3 = aanduiding van plaats

Wat kan je doen in de bib?

Wat kan je doen in de bib?

Je kan er boeken ontlenen.

Je kan er lezen.

Je kan er op de computer werken. 

Je kan er studeren. 

Wat kan je niet doen in de bib?

Wat kan je niet doen in de bib?

Je mag er niet roken.

Je mag er niet eten.

Je mag er je gsm niet gebruiken.

Je mag er geen lawaai maken.

Wat mag je niet doen in de klas?

ER 4 = ER met een voorzetsel

Wat valt jullie op bij deze 2 mannen? 

Tatoeages: mooi of niet mooi?

mooi

soms mooi

lelijk

We lezen de tekst 'Tattoos: een hype?'

We lezen de tekst 'Tattoos: een hype?'

Kruis het juiste antwoord aan. 

Vergelijk de 2 teksten. 

Vergelijk de 2 teksten. 

ER 5 = ER is het onderwerp in een passieve zin zonder echt onderwerp

Even samenvatten: 5x 'ER'

ER1	ER met telwoord of hoeveelheid Bv. Heb jij broers? Ja, ik heb er drie .
ER2	ER met onbepaald ZN Bv. Er staat een kast in de klas.
ER3	ER3 = aanduiding van plaats Bv. Wat kan je doen in de bib ? Je kan er leren.
ER4	ER4 met voorzetsel Bv. De bal ligt naast de doos . De bal ligt er naast . Bv. Ik ben trots op mijn zoon . Ik ben er trots op .
ER5	ER5 = onderwerp in een passieve zin Bv. Er wordt in ons land te veel gesnoept.

Verbetering Toets

Welke zin is juist?

Is er een probleem?

1. Ja, er is een probleem met TV.
2. Ja, er iets.
3. Ja, er is een probleem.
4. Ja, er gebeurd.

Hoeveel fouten heb jij gemaakt?

1. Ik heb er 3.
2. Ik heb 3 gemaakt.
3. Ik heb er 3 gemaakt.
4. Ik heb 3 er gemaakt.

Waarom zingen ze?

1. Want er iemand jarig is.
2. Omdat er iemand jarig is.
3. Omdat er is iemand jarig.
4. Want er is iemand jarig.

Ligt de hond in zijn mand?

1. Ja, in zijn mand er ligt.
2. Ja, ligt de hond erin.
3. Ja, ligt erin de hond.
4. Ja, de hond ligt erin.

Vind je het erg dat we een beetje vroeger stoppen? (geen probleem hebben met iets)

1. Nee, ik geen probleem hebben met er.
2. Nee, ik heb er geen probleem mee.
3. Nee, ik heb er geen probleem met.
4. Nee, ik vind er geen probleem heb.

Werkt jouw microgolfoven goed? (veel gebruik maken van iets)

1. Ja, ik maak er veel gebruik van.
2. Ja, ik heb er veel gebruik maken van.
3. Ja, ik er gebruik veel van.

Wat vind je van het cadeau? (blij met)

1. Ik ben blij met er.
2. Ik ben blij met.
3. Ik blij ben met er.
4. Ik ben er blij mee.

Hoe ging jouw examen? (slagen voor)

1. Ik ben ervoor geslaagd.
2. Ik ben er voor geslagt.
3. Ik ben er geslagen voor.
4. Ik kan er geslagen.

Verbeter de zin: "Je kan er niet muziek luisteren."

Maak een passieve zin van de zin:
"Mensen lezen minder de laatste tijd."