M2 P3 Grammatica week 9-1 les 5 herhaling H6 telwoord

Welkom klas

Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 
1 / 27
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 1

This lesson contains 27 slides, with text slides and 1 video.

time-iconLesson duration is: 60 min

Items in this lesson

Welkom klas

Ga op je vaste plek zitten. 
Pak je leesboek. 
Laat de iPad in de tas. 
Geen tas op tafel.
Geen jas of kauwgom in het lokaal. 

Slide 1 - Slide

* in SOM

Nina Raatsma: PO periode 1 

Slide 2 - Slide

Lezen
timer
10:00

Slide 3 - Slide

Vandaag
Lezen
Herhaling H6 telwoorden
Uitleg H19 persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Slide

Lesdoelen
Na deze les:


weet je hoe je telwoorden herkent in een zin;
weet je hoe je de persoonsvorm, het onderwerp en het werkwoordelijk gezegde vindt in een zin.

Slide 5 - Slide

Te behandelen grammatica Kern P3

H5 Taalkundig ontleden (ZN LW BVN VZ VNW (pers, bez, aanw) WW): behandeld
H6 Bijwoord en telwoord: behandeld
H19 Redekundig ontleden PV OW WG LV MV BWB: 
H33 Werkwoorden herkennen
H34 Naamwoordelijk gezegde
H47 Voorzetselvoorwerp
H61 Samengestelde zinnen
H62 Voegwoorden
H75 Bijvoeglijke bepaling

Slide 6 - Slide

Herhaling

Telwoorden

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Uitleg redekundig ontleden
zie ook blz. 181

Herhaling van jaar 1:
- persoonsvorm
- onderwerp
- werkwoordelijk gezegde
- zinsdelen

Slide 9 - Slide

Persoonsvorm PV
De PV is altijd een werkwoord. 
De volgende morgen lag er een groene enveloppe op de mat.

1. De vraagproef
Maak een vragende zin. Het werkwoord dat vooraan komt te staan is de PV. 
Lag er de volgende morgen een groene enveloppe op de mat?

2. De tijdproef
Verander de tijd van de zin. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen ligt er een groene enveloppe op de mat.

3. De getalproef
Verander het getal (enkelvoud/meervoud) van het onderwerp. Het werkwoord dat verandert is de PV. 
De volgende morgen lagen er groene enveloppen op de mat. 

Slide 10 - Slide

Zinsdelen
De volgende morgen |lag |er | een groene enveloppe | op de mat.
Begin altijd met het verdelen van de zin in zinsdelen. Een zinsdeel is één woord of een groepje woorden dat bij elkaar hoort.

Wat je voor de persoonsvorm kunt zetten, is een zinsdeel:
De volgende morgen lag er een groene enveloppe op de mat. 
Een groene enveloppe lag er de volgende morgen op de mat.
Op de mat lag er de volgende morgen een groene enveloppe.
Er lag de volgende morgen een groene envelop op de mat.
 
Dit zijn de zinsdelen:
de volgende morgen
een groene enveloppe
op de mat
er
 

Slide 11 - Slide

Slide 12 - Video

Onderwerp OW
1. Gebruik Wie/Wat + PV

Een magere jongen stond in het doel.
PV: stond

Onderwerp = Wie/Wat + PV
Wie/Wat stond? Een magere jongen stond
Onderwerp: een magere jongen


Slide 13 - Slide

Onderwerp OW
2. Verander de persoonsvorm van meervoud naar enkelvoud of andersom. Het onderwerp verandert mee. 

De magere jongen stond in het doel.                 De magere jongens stonden in het doel.
Onderwerp: de magere jongen


3. Maak de zin vragend. Het zinsdeel dat meteen na de pv komt te staan, is het onderwerp. 
Stond de magere jongen in het doel?

Slide 14 - Slide

Werkwoordelijk gezegde WG

Alle werkwoorden in de zin, ook delen van scheidbare werkwoorden: 
opletten - let…op

De woordjes ‘te’ en ‘aan het’ horen bij het WG.
Hij zat op de rug van het paard een boek te lezen.
WG: zat te lezen
De kinderen zijn tikkertje aan het spelen.
WG: zijn aan het spelen

Slide 15 - Slide

Werkwoordelijk gezegde

Soms is het WG maar één werkwoord, dat is dan ook altijd de PV.
Soms zijn het er meer. 

Slide 16 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Die bloemen staan al een hele week in de vaas.

PV: staan
OW: die bloemen
WG: staan

Slide 17 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Dit weekend wil ik mijn verjaardag gaan vieren

PV: wil
OW: ik
WG: wil gaan vieren

Slide 18 - Slide

Werkwoordelijk gezegde
Na het klassenfeest ruimen de leerlingen met elkaar de rommel op

PV: ruimen
OW: de leerlingen
WG: ruimen op (hele WW is opruimen!)

Slide 19 - Slide

Huiswerk nakijken
H6 opdr. 4 t/m 9




Slide 20 - Slide

Huiswerk
H19 maken opdr. 1 t/m 4

Slide 21 - Slide

Aan de slag


    Je gaat aan de slag met je huiswerk.

    Hoe? In je groepje en zachtjes pratend. 

    Slide 22 - Slide


    Is de opdracht duidelijk?

    Slide 23 - Slide

    Volgende les


    H19 meewerkend voorwerp en bijwoordelijke bepaling

    Slide 24 - Slide

    Zijn voor jou de lesdoelen behaald
    Ik ken de telwoorden.
    Ik kan in een zin de volgende zinsdelen benoemen:
    - persoonsvorm
    - werkwoordelijk gezegde
    - onderwerp

    Slide 25 - Slide

    Hoe ging deze les?
    Wat heb je geleerd vandaag?

    Wat vond je leuk aan deze les? 

    Heeft iemand vragen?

    Slide 26 - Slide


    Fijne dag en tot de volgende les.
    tot de volgende keer!

    Slide 27 - Slide