Gezegde H4 1kgt mavokader

Het werkwoordelijk gezegde
1 / 15
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo, mavoLeerjaar 1

This lesson contains 15 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Het werkwoordelijk gezegde

Slide 1 - Slide

Lesdoelen
  • Ik weet wat een werkwoordelijk gezegde is
  • Ik kan het werkwoordelijk gezegde herkennen in een zin

Slide 2 - Slide

2C, Mirjam Mous
Klas 2C vertrekt met een touringcar voor een werkweek naar de Ardennen. Tenminste, dat is de bedoeling. Ze zijn nog maar net vertrokken als de leerlingen een vreemd bericht op hun telefoon ontvangen. Er blijkt een bom aan boord van de bus te zijn. Niemand mag er nog in of uit, anders zal de bom ontploffen. Al snel blijkt dat iemand in de bus er meer van moet weten. Kent een van de leerlingen de bommenlegger? Of, erger nog: heeft iemand uit 2C zélf die bom verstoptt?

Slide 3 - Slide

2C, Mirjam Mous
Klas 2C vertrekt met een touringcar voor een werkweek naar de Ardennen. Tenminste, dat is de bedoeling. Ze zijn nog maar net vertrokken als de leerlingen een vreemd bericht op hun telefoon ontvangen. Er blijkt een bom aan boord van de bus te zijn. Niemand mag er nog in of uit, anders zal de bom ontploffen. Al snel blijkt dat iemand in de bus er meer van moet weten. Kent een van de leerlingen de bommenlegger? Of, erger nog: heeft iemand uit 2C zélf die bom verstopt?

Slide 4 - Slide

Werkwoordelijk gezegde (WG)
  • Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit ALLE werkwoorden in een zin.
  • De persoonsvorm hoort dus ALTIJD bij het werkwoordelijk gezegde.
  • Het werkwoordelijk gezegde kan bestaan uit één of meerdere werkwoorden.
  • Staat het woordje 'te' voor een werkwoord, dan hoort dat woord bij het werkwoordelijk gezegde.

Slide 5 - Slide

Voorbeeldzinnen
  1. De voorjaarsvakantie was dit jaar erg koud.
  2. De leraar heeft het proefwerk nagekeken.
  3. Zou je dat voor mij willen doen?
  4. Grammatica vinden veel leerlingen lastig.
  5. Wie van jullie is komen lopen?
  6. Zij loopt te fluiten op straat.

Slide 6 - Slide

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Hij heeft dat verhaal geschreven.'

Slide 7 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Jasper moest eerst nog de vaatwasser uitruimen.'

Slide 8 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin?

'Ik ga vanmiddag een eindje wandelen.'

Slide 9 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik heb de boodschappen nog niet kunnen halen.'

Slide 10 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Deze film heb ik al vaak gezien.'

Slide 11 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in deze zin?

'Hij zou nooit meer met de bus reizen.'

Slide 12 - Open question

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik ben dit weekend naar de musical 'The Lion King' geweest.'

Slide 13 - Open question

Aan de slag
  • Ga via blackboard naar je boek
  • Hoofdstuk 4 - taalverzorging gezegde
  • Sla de startopdracht en het filmpje over
  • Maak de opdrachten

Slide 14 - Slide

Vul maar in..
Het werkwoordelijk gezegde bestaat uit .......................... in een zin. De ............ hoort altijd bij het werkwoordelijk gezegde. Het werkwoordelijk gezegde kan uit .................... werkwoorden bestaan. Het woordje ..... hoort ook bij het werkwoordelijk gezegde.

Slide 15 - Slide