NN7 Herhaling C7 'Spelling', §1, 2, 3, 5 & 6

Open je laptop en doe mee!
1 / 35
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

This lesson contains 35 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

Open je laptop en doe mee!

Slide 1 - Slide

LessonUp

Herhaling:
Cursus 7 'Spelling': § 2, 3, 5 & 6


Om de grote warme chocolademelkprijs

-> individuele

Slide 2 - Slide

Leestekens...

De dubbele punt, komma, aanhalingstekens en puntkomma! Oh ja, vergeet ook de hoofdletters niet in deze...

Hoe wordt het gebruik van leestekens
in een tekst ook wel genoemd?

Slide 3 - Slide

Neem onderstaande zinnen correct over:
i de reen komt morgen naar gouda
hij reist hierheen met de trein

Slide 4 - Open question

Punt:
  • Na een zelfstandige, mededelende zin;
  • Bij titels en voorletters.

Slide 5 - Slide

Corrigeer de onderstaande zin:
de dag begint altijd met een heel ritueel opstaan douchen aankleden ontbijten en naar school

Slide 6 - Open question

Dubbele punt:
  • Bij een opsomming;
  • Bij een citaat (directe rede);
  • Bij een verklaring/reden (of: '..., want').

Slide 7 - Slide

Neem onderstaande zin correct over:
de docent riep stilte

Slide 8 - Open question

Neem onderstaande zin correct over:
ik hou van verschillende soorten fruit zoals appels bananen en sinaasappels maar niet van peren

Slide 9 - Open question

Komma:
  • Tussen twee persoonsvormen;
  • Voor voegwoorden;
  • Bij opsommingen;
  • Voor en na een deel van een zin, dat 
niet zelfstandig kan staan.

Slide 10 - Slide

Waarom staat er een komma
in de onderstaande zin?
Als het regent, blijven we binnen.
A
komma, kom b, kom c, ik heb geen idee
B
het staat voor een niet zelfstandig zinsdeel
C
het staat voor een voegwoord
D
het staat tussen twee persoonsvormen

Slide 11 - Quiz

'Waarom', wilde mijn broertje weten, 'zijn de bananen krom'?
Wat gaat er fout in deze zin?
A
Niets, deze zin is correct geformuleerd
B
De eerste komma hoort voor 't aanhalingsteken
C
Het is geen directe rede
D
Het vraagteken staat buiten het citaat

Slide 12 - Quiz

'Kortom,' besloot hij zijn verhaal, 'We hadden een heerlijke vakantie.'
Wat gaat er fout in deze zin?
A
De eerste komma komt na de aanhalingstekens
B
Verkeerd gebruik van hoofdletter
C
Het is geen onderbroken citaat
D
Na 'verhaal' komt een dubbele punt

Slide 13 - Quiz

Aanhalingstekens:
  • Bij citaten (directe rede);
  • Als je het losse woord zelf bedoelt
en niet de betekenis.

Slide 14 - Slide

Neem onderstaande zin correct over:
we hebben veel leestekens geleerd punt komma dubbele punt aanhalingstekens en puntkomma

Slide 15 - Open question

Puntkomma:
  • Tussen hoofdzinnen die sterker met elkaar samenhangen dan losse zinnen;
  • Als afsluiting van de onderdelen van lange opsommingen die onder elkaar staan. Het laatste onderdeel krijgt dan als afsluiting een punt.

Slide 16 - Slide

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.

Mag ik even op pauze
mag ik even op freeze
mag de tijd even stoppen
zonder dat ik tijd verlies
mag ik heel even rust
ruimte voor een black-out
dan is het even niet goed
maar ook even niet fout

Slide 17 - Slide

Jullie krijgen nu per slide een aantal
signaalwoorden te zien of een vraag.
 
Kies uit de antwoordopties 
het juiste tekstverband.


En door!

Slide 18 - Slide

Punt, komma, dubbele punt, aanhalingstekens, puntkomma. Interpunctie dus ...
(bedenk er nog eens een paar)

Slide 19 - Mind map

Leestekens...
Besproken in Cursus 7 'Spelling', §2:

  • Trema;
  • Apostrof;
  • Accenten;
  • Cedille.

Slide 20 - Slide

Trema
  • Om te voorkomen dat twee klinkers in één
woord samen worden uitgesproken.
-> Ruine vs. Ruïne

  • In sommige leenwoorden.
-> Patiënt
 

Slide 21 - Slide

Apostrof
  • Om uitspraakproblemen te voorkomen als je een -s schrijft achter woorden die eindigen op de enkele klinkers a, i, o, u en y
-> buggy’s, Emma’s boek, ski’s

  • Als weglatingsteken.
-> Hans’ gitaar, ’s-Hertogenbosch, ’s morgens
  


Slide 22 - Slide

Apostrof
  • In afleidingen en meervouden van afkortingen.
-> cc’en, sms’je, wc’s

  • In verkleinwoorden op –y voorafgegaan
door een medeklinker.
-> pony’tje (maar: spraytje)
  


Slide 23 - Slide

Accenten
  • accent aigu
café, passé
  • accent grave
caissière, fin de siècle
  • accent circonflexe
gemêleerd, moment suprême


Slide 24 - Slide

Cedille
De cedille onderaan de c (ç) zorgt ervoor
dat een c als een s klinkt, wanneer die
voor een a, o of u staat.
-> Curaçao, François, reçu

  


Slide 25 - Slide

Neem onderstaande zin correct over:
de meeste wisten dat er storm op komst was maar vele trotseerden het slechte weer

Slide 26 - Open question

Meervouds-n
Telwoorden als enkele, vele, weinige, sommige worden zelfstandig gebruikt als je achter het telwoord geen zelfstandig naamwoord uit de
zin kunt invullen. Deze zelfstandig gebruikte telwoorden schrijf je met ‘n’ als ze personen aanduiden.

Slide 27 - Slide

Meervouds-n
Als telwoorden geen personen aanduiden of
niet-zelfstandig (maar bijvoeglijk) gebruikt worden, schrijf je ze zonder ‘n’.

Telwoorden als tientallen, honderden, (tien)duizenden en miljoenen hebben altijd een ‘n’.

Slide 28 - Slide

Neem onderstaande zin correct over:
als oudere kun je via het internet op zoek gaan naar fitte oudere om mee te sporten

Slide 29 - Open question

Meervouds-n
Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden die personen aanduiden, eindigen in het enkelvoud op een ‘e’ en krijgen in het meervoud een ‘n’

Slide 30 - Slide

Neem onderstaande zin correct over:
de mooiste meubels in het huis van mijn ouders vind ik de donkere houte

Slide 31 - Open question

Meervouds-n
Zelfstandig gebruikte bijvoeglijke naamwoorden
die zaken (dingen) aanduiden, eindigen meestal
op een ’e’, maar niet als het gaat om stoffelijke bijvoeglijke naamwoorden

Slide 32 - Slide

Gefeliciteerd!
De grote warme chocolademelkprijs is voor jou!

Slide 33 - Slide

Hoe ging deze oefentoets?
😒🙁😐🙂😃

Slide 34 - Poll

Oefenvragen
Zijn er nog vragen?

Slide 35 - Slide