Questions about the Grammar? Make sure you ask me in Teams!
1 / 32
next
Slide 1: Slide
EngelsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 3
This lesson contains 32 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
What are we going to do today?
- Grammar revision
- Words
- Do exerises 1 tm 8 (herhaling P.76 tm 78 WB B)
Questions about the Grammar? Make sure you ask me in Teams!
Slide 1 - Slide
Relative Clauses
Als je extra informatie over iets/iemand wilt geven, gebruik je een relative clause. (betrekkelijke bijzin in het Nederlands)
Zo'n bijzin begint meestal met: who, which of that. In het Nederlands begint de zin vaak met die/dat.
Slide 2 - Slide
Soms heeft de bijzin alleen extra informatie. Je gebruikt dan nooit that, maar altijd who/which. Deze bijzin staat tussen komma's en kan weggelaten worden zonder dat de zin onduidelijk wordt.
Carla, who is my best friend, loves to paint.
Slide 3 - Slide
Je kunt who/which samen met voorzetsels gebruiken. Meestal staat het voorzetsel dan achteraan in de bijzin.
The gym which we always practise in, is closed.
Het voorzetsel kan ook vooraan in de bijzin staan, dit is formeler. Who veranderd dan soms in whom.
The instructor, about whom you told me, is really nice.
Slide 4 - Slide
Whose geeft bezit aan. Je vertaalt het met:
waarvan, van wie, wiens of wier.
The girl, whose passion is dancing, went to the club.
Slide 5 - Slide
The woman …… helped us at the tourist office was really nice.
A
who
B
which
Slide 6 - Quiz
For lunch we had fish and chips ……. we bought at the food stall on the beach.
A
which
B
whose
Slide 7 - Quiz
The hotel ….. we stayed in was quite expensive
A
who
B
that
Slide 8 - Quiz
Aunt Emma, ….. house is being painted, invited us over this weekend.
A
which
B
whose
Slide 9 - Quiz
Present Simple & Past Continuos
De present simple (PS) is e normale tegenwoordige tijd die we gebruiken. I walk, I sing etc. Je gebruikt deze voor: feiten, regelmatige gebeurtenissen en gewoontes.
Bijvoorbeeld:
We usually get up at 6:15 in the morning. (usually geeft aan dat dit een gewoonte is)
Slide 10 - Slide
PS & PC
De Present Continuous (PC) maak je door -ing achter het werkwoord te zetten. Als volgt: to be + hele ww + ing.
Je gebruikt hem om te zeggen dat iets NU aan de gang is of om irritatie uit te drukken.
Bijvoorbeeld:
I am saving my money to buy a new house. (dit sparen ben je nu aan het doen)
Slide 11 - Slide
The icecream shop where I work ……. a special offer in the summer. (gewoonte)
A
usually has
B
is usually having
Slide 12 - Quiz
Most of my colleagues are nice. But one girl ……. about the work. (irritation)
A
always complains (PS)
B
is always complaining (PC)
Slide 13 - Quiz
I can't find Micheal anywhere. ………. the customers now or is he somewhere else?
A
Does he serve
B
Is he serving
Slide 14 - Quiz
Possessive pronouns
Dit zijn de bezittelijke voornaam woorden.
In het Nederlands gebruiken we:
mijn, jouw, zijn, haar, onze etc.
van mij, van jou, van hem, van ons, etc.
Slide 15 - Slide
in het Engels hebben we:
my - mijn
your - jouw, uw
his - zijn
her - haar
its - zijn/haar
our - onze
your - jullie
their - hun
ook hebben we:
mine - van mij
yours - van jou
his - van hem
hers - van haar
-
ours - van ons
yours - van jullie
theirs - van hen
Slide 16 - Slide
Would you mind giving that pen back to Timmy?It's ….
A
his
B
him
Slide 17 - Quiz
Susan's house is bigger than ……...
A
our
B
ours
Slide 18 - Quiz
You forgot your books. Would you like to borrow ……?
A
my
B
mine
Slide 19 - Quiz
Is that your new teacher? No, ….. has got red hair.