5VWO Woche 3, les 7,8,9

5VWO Woche 3
1 / 36
next
Slide 1: Slide
DuiswMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

This lesson contains 36 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 50 min

Items in this lesson

5VWO Woche 3

Slide 1 - Slide

Wilkommen! 
Stunde 7

Slide 2 - Slide

Lernziel
  1. basisvaardigheden - werkwoorden Präsens en Perfekt verbeteren.
  2. Wortschatz erweitern / vaste constructies met werkwoorden leren

Slide 3 - Slide

LZ 1 basisvaardigheden - werkwoorden Präsens en Perfekt verbeteren.
bestudeer fouten + verbeteropties bij verhaal over jezelf in Word
verbeter op SO werkwoorden PrÄsens en perfekt met pen  - zoek eventueel antwoorden op!!

Slide 4 - Slide

LZ 1 Begrijp je je fouten en hoe je deze verbetert?

Slide 5 - Poll

LZ 1 Extra oefenen en/of uitleg?
Verben Präsens - tegenwoordige tijd
Nee ik kan de vormen goed toepassen
Nee, ik moet thuis nog even een keer alles goed doornemen
Ja, ik kan wel extra uitleg gebruiken
ja, ik wil graag wat extra oefenmateriaal

Slide 6 - Poll

LZ 1 Extra oefenen en/of uitleg?
Verben Perfekt- tegenwoordige tijd
Nee ik kan de vormen goed toepassen
Nee, ik moet thuis nog even een keer alles goed doornemen
Ja, ik kan wel extra uitleg gebruiken
ja, ik wil graag wat extra oefenmateriaal

Slide 7 - Poll

Verhaal over jezelf aantekeningen I
  1. in Haarlem
  2. in meiner Freizeit
  3. ich bin am 19. (en) Januar geboren
  4. eine meiner guten Eigenschaften ist, dass ich...
  5. einer meiner Freunde/eine meiner Freundinnen.
  6. mit meinen Eltern/ Freunden
  7. nach meinem Abitur/ Examen werde ich (NIET GEHEN!!)
  8. in zwanzig Jahren
  9. meine Hobbies sind/mein Hobby ist..
  10. das Kind/ die Kinder
  11. in einem Praxis
  12. , dass/ das - laatste kun je vervangen door "het"
  13. ich wünsche Ihnen/ dir einen schönen Tag
  14. nur - alleen/ slechts
  15. aber - maar tegenstelling
  16. ich gehe auf das Kennemer Lyceum
  17. ich bin in der 8. Klasse
  18. mein Lieblingsfach ist...
  19. in der Schule - NIET AUF SCHULE


Verhaal over jezelf aantekeningen II
  1. vier Mal pro Woche
  2. um elf Uhr
  3. am Samstag
  4. im Sommer/Winter
  5. sechs Euro pro Stunde
  6. in meinem Lückenjahr
  7. nach Spanien/ Indonesien/ Afrika
  8. jeden Tag/ jede Woche/ Jeden Monat/ jedes Jahr
  9. zur Schule/ in die Schule - naar school
  10. mit dem Auto/ mit dem Rad/ mit dem Flugzeug
  11. also - dus
  12. auch - ook
  13. ich gehe studieren - MOET ZIJN ich werde studieren
  14. dass/das
  15. in 20 Jahren - over 20 jaar



Slide 8 - Slide

LZ 2 Wortschatz erweitern / vaste constructies met werkwoorden leren

Slide 9 - Slide

Verben mit Präpositionen

PLAK in je schrift
warten auf – wachten op
reden über – praten over
fürchten vor – bang zijn voor
Angst haben vor – bang zijn voor
sich interessieren in - interesseren in
sich erinnern an –zich herinneren an.
sich beschäftigen mit – zich bezig houden met
denken an – denken aan
achten auf – letten op
verzichten auf – afzien van
träumen von – dromen van/over
telefonieren mit – bellen met
freuen über/auf – verheugen over/op
verliebt sein in - verliefd zijn op.

Slide 10 - Slide

HW Wortschatz erweitern
Maken A9,A10, A13 (A9 b +A10 UITSCHRIJVEN IN JE SCHRIFT!)
A10 welke vaste combinaties zijn er? 
denken an / warten auf....

Slide 11 - Slide

Wilkommen! 
Stunde 8

Slide 12 - Slide

Lernziel
  1. Vaste constructies met werkwoorden herhalen
  2. Je weet hoe je tijdbepalingen in het Duits moet gebruiken. 
  3. NOG tijd??? Wortschatz erweitern 

Slide 13 - Slide

LZ 1 Vaste constructies met werkwoorden herhalen
oefeningetje in schrift

Slide 14 - Slide

Is het leerdoel behaald?
Leerdoel: je kunt het juiste voorzetsel bij het juiste werkwoord plaatsen
😒🙁😐🙂😃

Slide 15 - Poll

LZ 2 Je weet hoe je tijdbepalingen in het Duits moet gebruiken. 
Rode boekje samen bekijken S 32
Zelf aan de slag met de tijdbepalingen Temporalangaben
Maken C14,C15,in schrift
C16 in boekje,
HW leren Temporalangaben S 32 + maken Treffend 1.2 woorden opzoeken en maken Übungen 5+6

Slide 16 - Slide

Wilkommen! 
Stunde 9

Slide 17 - Slide

Lernziel
  1. Je weet wanneer je de tijdbepalingen met de voorzetsels im, am en um moet toepassen.. 
  2. Je kent de betekenis van de woorden uit Treffend! 1,2 en 1,3, en kunt deze toepassen in de corresponderende oefeningen.

Slide 18 - Slide

Tijdsbepaling het voorzetsel "im"
Je gebruikt dit voorzetsel voor een maand of een jaargetijde.

Zum Beispiel: Im Sommer haben wir Ferien.
Im August fahre ich mit meinen Eltern nach Frankreich.

Slide 19 - Slide

Tijdsbepaling het voorzetsel "am"
Je gebruikt dit voorzetsel voor een dag of een dagdeel.

Zum Beispiel: Meine Oma kommt am Nachmittag zu Besuch.
Am Sonntag schlafe ich immer aus.

Slide 20 - Slide

Tijdsbepaling het voorzetsel "um"
Je gebruikt dit voorzetsel voor een tijdstip.

Zum Beispiel: Um 12 Uhr hörte ich den Alarm.
Der Film beginnt um 20:00 Uhr..

Slide 21 - Slide

Üben!
Je brengt nu de theorie in de praktijk.

Slide 22 - Slide

Hast du ......... Dezember Geburtstag?
A
im
B
um
C
am

Slide 23 - Quiz

........... Winter ist es kälter als .......... Sommer.

Slide 24 - Open question

........ Donnerstag trainiere ich immer.
A
Im
B
Um
C
Am

Slide 25 - Quiz

Wollen wir uns ......... 20:00 Uhr treffen?
A
am
B
um
C
im

Slide 26 - Quiz

Kommst du ....... Nachmittag vorbei?
A
am
B
um
C
im

Slide 27 - Quiz

Fängt die Schule .......... September wieder an?
A
am
B
um
C
im

Slide 28 - Quiz

Wanneer gebruik je
het voorzetsel "im"

Slide 29 - Mind map

Wanneer gebruik je
het voorzetsel "am"

Slide 30 - Mind map

Wanneer gebruik je
het voorzetsel "um"

Slide 31 - Mind map

Is het leerdoel behaald?
Leerdoel: Je weet wanneer je de tijdbepalingen met de voorzetsels
im, am en um moet toepassen..
😒🙁😐🙂😃

Slide 32 - Poll

LZ 2 Wortschatz erweitern
Je kent de betekenis van de woorden uit Treffend! 1,2 en 1,3, en kunt deze toepassen in de corresponderende oefeningen.


Slide 33 - Slide

Maken uit bundeltje Treffend 1.2 en 1.3 schrijf de vertaling van de woorden in je boekje (zoek evt op op internet/ woordenboek)
Maak de opdrachten hier bij...

VRAGEN?

Slide 34 - Slide

Is het leerdoel behaald?
Leerdoel: Je kent de betekenis van de woorden uit Treffend! 1,2 en 1,3, en kunt deze toepassen in de corresponderende oefeningen.
😒🙁😐🙂😃

Slide 35 - Poll

vragen???

Slide 36 - Slide