Sparen vs. beleggen (havo)

Sparen vs. beleggen
In deze les:
- Leer je welke vrijwillige spaarvormen er zijn
- Leer je hoe je de eindwaarde en contante waarde berekent van een bedrag
- Leer je welke verplichte spaarvormen er zijn voor het pensioen
- Leer je wat de voor- en nadelen van verplicht sparen voor het pensioen zijn
- Leer je welke vermogenstitels er zijn
- Leer je hoe de vermogenstitels zich qua risico tot elkaar verhouden
1 / 12
next
Slide 1: Slide
BedrijfseconomieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4,5

This lesson contains 12 slides, with interactive quizzes, text slide and 1 video.

time-iconLesson duration is: 30 min

Items in this lesson

Sparen vs. beleggen
In deze les:
- Leer je welke vrijwillige spaarvormen er zijn
- Leer je hoe je de eindwaarde en contante waarde berekent van een bedrag
- Leer je welke verplichte spaarvormen er zijn voor het pensioen
- Leer je wat de voor- en nadelen van verplicht sparen voor het pensioen zijn
- Leer je welke vermogenstitels er zijn
- Leer je hoe de vermogenstitels zich qua risico tot elkaar verhouden

Slide 1 - Slide

Als je vrijwillig spaart, kun je voor twee manieren om te sparen kiezen. Welke van onderstaande eigenschappen horen bij welke manier?
Dagelijks opvraagbare spaarrekening
Deposito
Vaste rente
Variabele rente

Relatief lage rentevergoeding
Relatief hoge rentevergoeding
Vaste looptijd
Geen vaste looptijd

Slide 2 - Drag question

Stelling: Bij samengestelde interest krijg je alleen rente over het beginbedrag, terwijl je bij enkelvoudige interest rente over rente krijgt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 3 - Quiz

Loes zet op 1 januari 2024 € 10.000 op een spaarrekening tegen 0,09% samengestelde interest per jaar. Hoeveel geld heeft zij op 31 december 2033?
A
10.000 + 10.000 x 0,0009 x 10 = € 10.090
B
10.000 + 10.000 x 0,09 x 10 = € 19.000
C
10.000 x 1,0009^10 = € 10.090,37
D
10.000 x 1,0009^9 = € 10.081,29

Slide 4 - Quiz

Je wil over precies vijf jaar € 250 op je spaarrekening hebben. Bij een samengesteld interestpercentage van 1% per jaar, hoeveel geld moet je vandaag dan storten?
A
250 x 0,99^5 = € 237,75
B
250 - (250 x 0,01 x 5) = € 237,50
C
250 x 1,01^5 = € 262,75
D
250 x 1,01^-5 = € 237,87

Slide 5 - Quiz

In Nederland zijn er twee verplichte manieren waarop werknemers voor het pensioen kunnen sparen. Sleep onderstaande eigenschappen naar de juiste plek.
AOW
Bedrijfspensioen-fonds
Omslagstelsel
Kapitaaldekkingsstelsel
De werkenden van nu betalen de uitkeringen van nu
De werkenden van nu betalen de uitkeringen van de toekomst

Slide 6 - Drag question

Slide 7 - Video

Leg uit hoe het verplicht aansluiten bij een bedrijfspensioenfonds voordelig kan zijn voor een werknemer.

Slide 8 - Open question

Leg uit hoe het verplicht aansluiten bij een bedrijfspensioenfonds nadelig kan zijn voor een werknemer.

Slide 9 - Open question

Vergelijk de onderstaande spaar-/beleggingsvormen met elkaar en sleep ze naar de juiste plek op de risicoschaal.
1. Het minste risico
2.
3.
4.
5. Het meeste risico
Aandelen van één bedrijf
Obligaties van één bedrijf
Deposito
Obligaties van meerdere bedrijven
Dagelijks opvraagbare spaarrekening

Slide 10 - Drag question

Hieronder staan twee stellingen over aandelen en obligaties:
Stelling I: Bij aandelen ontvang je rente als beloning, terwijl je bij obligaties interest als beloning ontvangt.
Stelling II: Bij zowel aandelen als obligaties kun je koerswinst maken.
A
Stelling I is onjuist; Stelling II is juist
B
Stelling I is juist; Stelling II is onjuist
C
Zowel Stelling I als Stelling II is onjuist
D
Zowel Stelling I als Stelling II is juist

Slide 11 - Quiz

Geef een reden waarom aandelen risicovoller zijn dan obligaties voor een belegger.

Slide 12 - Open question