What is LessonUp
Search
Channels
Log in
Register
‹
Return to search
2223 4G N wk 04 les 1+2
LIEBE LEUTE,
DAS PROGRAMM FÜR HEUTE:
Prüfung besprechen
Hausaufgaben besprechen
Grammatik: voorzetsels + pers.vnw.
An de Arbeit
1 / 45
next
Slide 1:
Slide
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
This lesson contains
45 slides
, with
interactive quizzes
,
text slides
and
1 video
.
Start lesson
Save
Share
Print lesson
Items in this lesson
LIEBE LEUTE,
DAS PROGRAMM FÜR HEUTE:
Prüfung besprechen
Hausaufgaben besprechen
Grammatik: voorzetsels + pers.vnw.
An de Arbeit
Slide 1 - Slide
Lernziele
Ik weet hoe goed ik het huiswerk gemaakt heb
Ik weet wat ik op het so moet kennen/kunnen
Ik weet hoe de opgaven in de toets eruit zien
Slide 2 - Slide
so Kapitel 3 "Unterwegs"
20 x woordjes NL-DU
(snap de Lernliste!!!)
20 x woordjes DU-NL
(20 van de 26, dus goed leren)
19 x werkwoorden vervoegen
19 x grammatik pers.vnw. + voorzetsel (vertalen)
6 x zinnen Sprachmittel NL-DU
Slide 3 - Slide
POSTER STADT, definitieve inleverdata
1e inlevermoment = maandag 19 september voor 18:00 uur
DEADline = vrijdag 23 september voor 18:00 uur
GRAAG CHECKEN IN SOM...
Slide 4 - Slide
BIJ DEZE GRAMMATICA GELDT:
na = nach
naar = zu
(naar personen)
door = durch OF von
(let op: verschillende naamval)
jullie:
zónder
voorzetsel = ihr
jullie:
mét
voorzetsel = euch
wie:
zonder
voorzetsel = wer
wie:
mét
voorzetsel = wem, wen
(3e, 4e naamval)
Slide 5 - Slide
Grammatik Seite 14-15
UND JETZT MAL ÜBEN...
Slide 6 - Slide
VERTAAL naar het Duits:
zonder hem
Slide 7 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
met jullie
Slide 8 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
bij hem
Slide 9 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
voor mij
Slide 10 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
zonder haar
Slide 11 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
naar hen (hun)
Slide 12 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
om ons
Slide 13 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
door het
Slide 14 - Open question
VERTAAL naar het Duits:
bij wie
Slide 15 - Open question
Wat past er in de zin:
Er hat für ________ ein Geschenk gekauft.
A
mich
B
er
C
ihr
D
wir
Slide 16 - Quiz
Wat past er in de zin:
Mama ist mit __________ ins Kino gewesen.
A
mich
B
sie
C
mir
D
es
Slide 17 - Quiz
Wat past er in de zin:
Carla will auch mit _________ mit.
A
er
B
uns
C
Sie
D
mich
Slide 18 - Quiz
Wat past er in de zin:
Wir haben nichts mehr von ________ gehört.
A
euch
B
dich
C
du
D
ihn
Slide 19 - Quiz
Wat past er in de zin:
________ hat das getan?
A
wem
B
wen
C
wir
D
wer
Slide 20 - Quiz
AN DIE ARBEIT mit POSTER
VANDAAG AF:
TEKST OVER.....
Die Lage
Touristenattraktionen
Berühmte Personen
Essen/Trinken
Sport
INLEVEREN IN IT'S LEARNING!!
daarna pas verder met huiswerk/leerwerk....
Slide 21 - Slide
AN DIE ARBEIT
MITTWOCH DEN 14. SEPTEMBER
MACHEN:
Seite 16, Aufgabe 1
Ab Seite 23, Aufgabe 44 b.z. 46
Achtung beim Lesen:
- NIET de hele tekst vertalen, alleen woordjes opzoeken
- Geef in de tekst aan waar het juiste antwoord staat
LERNEN:
Seite 4, Lernliste N-D
Seite 5, Lernliste D-N
Slide 22 - Slide
Auf Wiedersehen!
Slide 23 - Slide
AN DIE ARBEIT MIT...
Text Poster Stadt
Hausaufgaben für Mittwoch:
MACHEN:
Seite 16, Aufgabe 1
Ab Seite 23, Aufgabe 44 b.z. 46
Achtung beim Lesen:
- NIET de hele tekst vertalen, alleen woordjes opzoeken
- Geef in de tekst aan waar het juiste antwoord staat
LERNEN:
Seite 4, Lernliste N-D
Seite 5, Lernliste D-N
Slide 24 - Slide
Voorzetsels 3de naamval: Seite 155
na = nach --> Ik ben na hem aan de beurt.
naar = zu --> Ik ga morgen naar haar toe.
door = von "dader" --> Het boek werd door hem geschreven.
uit
bij
met
na
(naar)
sinds
van/
door
naar(toe)
(personen / gebouwen)
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
Slide 25 - Slide
Voorzetsels 4de naamval
durch
für
gegen
ohne
um
door
voor
tegen
zonder
om
Slide 26 - Slide
Personalpronomen
KEN JE ZE NOG ???
mij jou hem haar het ons jullie hen u wie
Slide 27 - Slide
Hausaufgaben besprechen
Foutje in boek:
"
perron
" is in Lernliste "
spoor
" =
Gleis
Besprechen Aufgabe 2, 5, 6, 8
Rest Hausaufgaben eigene Kontrolle mit Antwortenblatt
Slide 28 - Slide
Voorzetsels 3e naamval
Seite 14
Dit rijtje leer je uit je hoofd!
(altijd is Kortjakje ziek....)
uit
bij
met
na
(naar)
sinds
van
naar(toe)
(personen / gebouwen)
aus
bei
mit
nach
seit
von
zu
Slide 29 - Slide
Voorzetsels 4e naamval
Seite 14
Dit ritje leer je uit je hoofd!
durch
für
gegen
ohne
um
door
voor
tegen
zonder
om
Slide 30 - Slide
Personalpronomen
Schrijf de NL vertaling in je boek erbij (Seite 15)
mij jou hem haar het ons jullie hen u wie
Slide 31 - Slide
Voorbeelden:
"mij" op 2 manieren:
met mij =
mit
mir
"mit" = 3e = mir
zonder mij =
ohne
mich
"ohne" = 4e = mich
"haar" op 2 manieren:
bij haar =
bei
ihr
"bei" = 3e = ihr
tegen haar =
gegen
sie
"gegen"= 4e = sie
Slide 32 - Slide
Voorzetsels +3 (Präpositionen Dativ)
aus
aus
Aus ihm
wird sicher ein guter Bäcker.
bei
bij
Willst du
bei mir
essen?
mit
met
Gehst du
mit ihm
in die Eisdiele?>
nach
na (naar)
Wir treffen uns
nach
der Pause.
von
van/door
Das Geschenk habe ich
von ihr
bekommen.
Das Buch wurde
von ihm
geschrieben.
zu
naar
(personen)
Wir kommen gerne
zu euch
.
Slide 33 - Slide
Voorzetsels +4 (Präpositionen Akkusativ)
durch
door
Durch dich
bin ich zu spät.
für
voor
Für mich
eine Cola bitte.
ohne
zonder
Ohne dich
kann ich nicht leben.
um
om
Um uns
brauchst du nicht zu bleiben
gegen
tegen
Hat er
gegen euch
gesagt, dass ihr zu spät wart?
Slide 34 - Slide
Oefentoets:
Machen:
Seite 13, Aufgabe 3 (ohne spicken)
Anschließend korrigieren!
timer
5:00
Slide 35 - Slide
BIJ DEZE GRAMMATICA GELDT:
na = nach
naar = zu
(naar personen)
door = durch OF von
(let op: verschillende naamval)
jullie: zónder voorzetsel = ihr
jullie: mét voorzetsel = euch
wie = wer, wem, wen
(1e, 3e, 4e naamval)
Slide 36 - Slide
AN DIE ARBEIT
Hausaufgaben Buch Kapitel 3 Unterwegs:
Ab Seite 5 Seite 12
Aufgaben 2 b.z. 8 Grammatik-Aufgaben 1+2
Kennen/kunnen/leren:
Seite 9-10-11 Grammatik Werkwoorden
Werken aan de poster
Slide 37 - Slide
werkwoord haben
ich habe
du hast
er/sie/es hat
wir haben
ihr habt
sie/Sie haben
werkwoord sein
ich bin
du bist
er/sie/es ist
wir sind
ihr seid
sie/Sie sind
Slide 38 - Slide
Slide 39 - Video
wat is het voltooid deelwoord van:
kaufen
Slide 40 - Open question
wat is het voltooid deelwoord van:
reden
Slide 41 - Open question
wat is het voltooid deelwoord van:
haben
Slide 42 - Open question
wat is het voltooid deelwoord van:
retten
Slide 43 - Open question
wat is het voltooid deelwoord van:
sein
Slide 44 - Open question
wat is het voltooid deelwoord van:
tanzen
Slide 45 - Open question
More lessons like this
2223 4G N wk 03 les 4
September 2022
- Lesson with
25 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
2223 4G H wk 04 les 1
September 2022
- Lesson with
40 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
2223 4G H wk 02 les 3-4
September 2022
- Lesson with
24 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
2223 4G H wk 04 les 2+3
September 2022
- Lesson with
41 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
Oefentoets DT4A+herhaling Grammatik Toetsweek 1
October 2023
- Lesson with
42 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3 h Gesundheit DU3 L1
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education
2223 4G H wk 26 les 1+2
February 2023
- Lesson with
50 slides
Duits
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 4
3 havo Kapitel 2 5 les DU 4
October 2024
- Lesson with
26 slides
Duits
Secondary Education