2H Talent lezen en literatuurles 21 mei 2024

1 / 17
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

This lesson contains 17 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 100 min

Items in this lesson

Slide 1 - Slide

Programma
  • Warming up
  • Wat leer je?
  • Talent 4.3
  • Literaire begrippen
  • Verhaal 
  • Oefenen met mindmap

Slide 2 - Slide

Wat leer je?
Talent: je kunt vragen over de tekst beantwoorden door de tekst samen te bespreken en te begrijpen

Je kunt een verhaal analyseren met:
 - open plek, - perspectief, -tijd en ruimte, - personages



Slide 3 - Slide

Talent 4.3
Werk in twee- of drietal
Maak oefening:
14-15-16-18-19
oefening 20 -> schrijfopdracht
oefening 22

Slide 4 - Slide

Een open plek is....
A
een locatie in het bos
B
een vraag die je hebt bij het lezen van een verhaal
C
een schoolplein
D
een wond aan je lichaam

Slide 5 - Quiz

wat moet je weten van een personage
A
het karakter
B
karakter, uiterlijk, gedrag
C
hoe hij/zij eruit ziet
D
wat het personage doet

Slide 6 - Quiz

De ruimte geeft aan....
A
waar iets zich afspeelt
B
is de locatie
C
bepaalt de sfeer van het verhaal
D
is een voorwerp

Slide 7 - Quiz

chronologische volgorde is:
A
is een flash back
B
zijn tijdsprongen in het verhaal
C
is een flash forward
D
alles wordt verteld in een volgorde, van begin tot eind,

Slide 8 - Quiz

hoeveel vertel perspectieven zijn er?
A
3
B
1
C
2
D
4

Slide 9 - Quiz

Literaire begrippen
   * Open plekken
* Personages
* Perspectief
     * Ruimte en tijd
* Thematiek

Slide 10 - Slide

Open plekken
Niet alles in een verhaal is meteen duidelijk. Sommige plekken roepen vragen op. Het kan om van alles gaan; een personage dat vreemde dingen doet, een situatie die raadselachtig is, je ziet het verband niet tussen gebeurtenissen, sprongen in de tijd, enzovoorts

Slide 11 - Slide

Ruimte
Ruimte: -plaats, -voorwerpen, -weer en klimaat, -tijdstip

De ruimte bepaalt de sfeer van het verhaal
Hoe en wat?




Slide 12 - Slide

Tijd
 -chronologisch, alles wordt verteld in een volgorde, van begin tot eind, --- terugverwijzing: er wordt kort herinnerd over iets dat in het verleden is gebeurd, -flashback: in het verhaal word je meegenomen naar het verleden, -flashforward: je wordt meegenomen naar de toekomst

Slide 13 - Slide

Personages
Een personage in een verhaal omschrijf je door de belangrijkste eigenschappen te noemen. Die vind je letterlijk in de tekst, of je leidt het karakter af door wat hij/zij zegt of doet. We zoeken dan naar zoveel mogelijk kenmerken van een personage: uiterlijk, man/vrouw, leeftijd, karakter…

Slide 14 - Slide

Perspectief
* Ik-verteller: De verteller is de ik-figuur, je ziet het verhaal door zijn/haar ogen
* Personale verteller: de verteller is onzichtbaar, hij staat buiten het verhaal. Hij vertelt over één hij of zij, je ziet het verhaal door haar/zijn ogen.
* Alwetende verteller: De verteller staat buiten het verhaal, maar geeft er soms wel commentaar op. Hij volgt meerdere personages, hij weet van alle personages wat zij zien, denken en voelen

Slide 15 - Slide

Literaire mindmap
We lezen het verhaal: Dolly
Daarna ga je in tweetallen een literaire mindmap maken over het verhaal

Slide 16 - Slide

Slide 17 - Slide