leesvaardigheid voorbereiding leestoets

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:
  • ik zit op mijn plek
  • mijn jas is uit 
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • mijn mobiel is in mijn kluis of telefoonhotel
  • mijn boek en pen zijn op mijn tafel
1 / 37
next
Slide 1: Slide
FransMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

This lesson contains 37 slides, with interactive quizzes and text slides.

time-iconLesson duration is: 45 min

Items in this lesson

Startklaar
Ik ben klaar voor de les:
  • ik zit op mijn plek
  • mijn jas is uit 
  • mijn tas is op de grond/ aan mijn stoel
  • mijn mobiel is in mijn kluis of telefoonhotel
  • mijn boek en pen zijn op mijn tafel

Slide 1 - Slide

PROGRAMME
Quoi? Lire 
Comment? klassikaal + individueel 
Temps? 45 minuten
Prêt? Leren vocabulaire blz.82
les buts?
À la fin de ce cours:
- je peux comprendre les textes écrits;

Slide 2 - Slide

Slide 3 - Slide

Slide 4 - Slide

Slide 5 - Slide

Slide 6 - Slide

Slide 7 - Slide

Slide 8 - Slide

Slide 9 - Slide

Slide 10 - Slide

Traduis.
Choisis le(s) mot(s) qui manque(nt) à la place …

Slide 11 - Open question

Veelvoorkomende structuurwoorden
Car        
En plus
Mais
Au contraire
Comme
Alors
Donc
Pourtant
Bref

Slide 12 - Slide

Exercice: vertaal en kies de functie

Zet bij de volgende dia's steeds de juiste vertaling achter het structuurwoord. Geef aan wat de functie in een tekst is.
Kies uit: Opsomming, Tegenstelling, Reden of Conclusie.

Slide 13 - Slide

Car
Vertaal en schrijf de functie op
(reden / conclusie / opsomming / tegenstelling)
Exemple:
Je mange chaque jour des légumes car j'adore les légumes.

Slide 14 - Open question

En plus =
(reden / tegenstelling / opsomming / conclusie)
Exemple: J'adore manger les légumes, en plus c'est bon pour la santé.

Slide 15 - Open question

Mais =
Functie = opsomming / reden / tegenstelling / conclusie
Exemple: Je déteste les choux de bruxelles, mais j'aime les hamburgers!

Slide 16 - Open question

Au contraire =
functie: opsomming / reden / tegenstelling / conclusie
Exemple: Je ne déteste pas les choux de bruxelles, au contraire: je les adore!

Slide 17 - Open question

Comme =
functie = opsomming / reden / tegenstelling / conclusie
Exemple: J'aime les légumes, comme les choux bruxelles, les tomates, le broccoli.

Slide 18 - Open question

Alors =
functie: opsomming / reden / tegenstelling / conclusie
Exemple: J'aime les légumes, alors je les mange chaque jour.

Slide 19 - Open question

Donc =
functie: opsomming / reden / tegenstelling / conclusie
Exemple: J'aime les légumes, donc je les mange chaque jour.

Slide 20 - Open question

Pourtant =
functie: opsomming / reden / tegenstelling / conclusie
Exemple: Je déteste les légumes, pourtant je les mange chaque jour.

Slide 21 - Open question

Bref =
functie: opsomming / reden / tegenstelling / conclusie

Slide 22 - Open question

Samenvattend:

Slide 23 - Slide

Probeer de de volgende zin te vertalen zonder woordenboek:
Devine la traduction des mots soulignés dans le texte.

Slide 24 - Open question

Probeer de de volgende zin te vertalen zonder woordenboek:
Lis le texte en entier et réponds en néerlandais ou choisis la bonne réponse.

Slide 25 - Open question

Probeer de de volgende zin te vertalen zonder woordenboek:
De quoi parle-t-on au deuxième alinea?

Slide 26 - Open question

Probeer de de volgende zin te vertalen zonder woordenboek:
Quel est le but du texte 1?

Slide 27 - Open question

Probeer de de volgende zin te vertalen zonder woordenboek:
Quel est le but du texte 1.

Slide 28 - Open question

Slide 29 - Slide

Waarom plaatst Judy geen luiaards terug in de natuur?

Slide 30 - Open question

Slide 31 - Slide

Waarom plaatst Judy geen luiaards terug in de natuur?
A
Ze hebben niet geleerd zelf op zoek te gaan naar eten.
B
Ze vormen in Costa Rica een bedreigde diersoort.
C
Ze worden gebruikt voor onderzoek naar hun gedrag.
D
Ze zijn al te zeer gehecht aan mensen.

Slide 32 - Quiz

Slide 33 - Slide

Wat zegt Sophie over haar werk als danseres in Moulin rouge?

Slide 34 - Open question

Slide 35 - Slide

Wat zegt Sophie over haar werk als danseres in Moulin rouge?
A
Ze treedt het liefst op in kleding die past bij klassiek ballet.
B
Ze treedt meestal op samen met een grote groep danseressen.
C
Ze vindt het geweldig als het publiek geniet van de show.
D
Ze vindt het lastig om te dansen op hoge hakken.

Slide 36 - Quiz

Slide 37 - Slide