A2B1 28 maart


LINK deel 2
thema 3, taak 3 woorden oefenen
voltooide tijd regelmatig en onregelmatig

1 / 61
next
Slide 1: Slide
NT2MBOStudiejaar 4

This lesson contains 61 slides, with interactive quizzes and text slides.

Items in this lesson


LINK deel 2
thema 3, taak 3 woorden oefenen
voltooide tijd regelmatig en onregelmatig

Slide 1 - Slide

Jij hebt géén honger. Je hebt gewoon ................... in iets lekkers!
A
vet
B
trek
C
zeer
D
snoep

Slide 2 - Quiz

Veel mensen zitten de hele dag. Dat is erg .......................
A
ongezond
B
middel
C
test
D
score

Slide 3 - Quiz

...................... is beter dan genezen!
A
Concentreren
B
Ergeren
C
De oorzaak
D
Voorkomen

Slide 4 - Quiz

Vitaminepillen zijn eigenlijk ......................... als je gezond eet.
A
positief
B
optellen
C
overbodig
D
de studie

Slide 5 - Quiz

Neem het getal 12. ................ er 10 bij ..................... Dan heb je 22!
A
Thema, pauze
B
Kom, voor
C
De presentator, de spanning
D
Tel, op

Slide 6 - Quiz

We geven een groot feest. Het .................. is "glitter and glamour".
A
thema
B
middel
C
komst
D
lichaam

Slide 7 - Quiz

Paul had vroeger veel stress op zijn werk. Nu voelt hij zich gelukkig heel ........................
A
half
B
studie
C
zeer
D
ontspannen

Slide 8 - Quiz

Diana ergert .................... aan haar kleine zusje.
A
zich
B
hem
C
haam
D
je

Slide 9 - Quiz

Een beetje ........................ is gezond. Maar teveel ..................... veroorzaakt stress.
A
snoep
B
spanning
C
ergeren
D
pauze

Slide 10 - Quiz

Je hebt een probleem als je PCR-test ......................... is!
A
test
B
studie
C
positief
D
middel

Slide 11 - Quiz

De gemeente kondigt de ...................... van honderd asielzoekers aan.
A
score
B
test
C
komst
D
wedstrijd

Slide 12 - Quiz

Van sporten word je lichamelijk, en ook .................... sterk.
A
de presentator
B
ongezond
C
oorzaak
D
mentaal

Slide 13 - Quiz

Wandelen is het beste ...................... tegen stress.
A
half
B
middel
C
thema
D
concentreren

Slide 14 - Quiz



Werkwoorden in de verleden tijd,
regelmatig en onregelmatig

Slide 15 - Slide

Tijdens het concert heeft iemand heel hard zijn neus ..................... (snuiten)

Slide 16 - Open question

Die lieve mensen hebben mij gelukkig de weg .................. (wijzen)

Slide 17 - Open question

De kinderen ...................... nog toen hun moeder vertrok. (slapen)

Slide 18 - Open question

De voetbalsupporters ......................... met de politie. (vechten)

Slide 19 - Open question

Het vliegtuig is een uur geleden ...................... (opstijgen)

Slide 20 - Open question

Heb je vandaag nog vissen .....................? (vangen)

Slide 21 - Open question

Deze man zit in de gevangenis omdat hij tijdens de oorlog veel mensen ................... (verraden)

Slide 22 - Open question

Ik heb niemand ..................... toen ik in de tram zat. (spreken)

Slide 23 - Open question

Waarom ......................... zij die leugens? (verzinnen)

Slide 24 - Open question



spelling
korte klank en lange klank

Slide 25 - Slide

1 banaan
2 ................

Slide 26 - Open question

1 verwijsbrief
2 ..........................

Slide 27 - Open question

1 psycholoog
2 ............................

Slide 28 - Open question

1 oorzaak
2 ...................

Slide 29 - Open question

1 zenuw
2 .....................

Slide 30 - Open question

1 kroket
2 ....................

Slide 31 - Open question

1 half
2 ...................

Slide 32 - Open question

1 graf
2 ......................

Slide 33 - Open question

1 kist
2 ........................

Slide 34 - Open question

1 model
2 .......................

Slide 35 - Open question



Willen en kunnen
Maak zinnen ......

Slide 36 - Slide

willen, de buren, gaan

Slide 37 - Mind map

kunnen, jij, waarom, komen

Slide 38 - Mind map

willen, Franco, studeren
(verleden tijd)

Slide 39 - Mind map

kunnen, wij, hoe, meehelpen
(verleden tijd)

Slide 40 - Mind map

Werkwoorden blad 2

Slide 41 - Slide

Luuk .................... haar een ring. (geven)

Slide 42 - Open question

Wij .................. genoeg wijn. (hebben)

Slide 43 - Open question

Hoe ......................... de Romeinen in Alphen aan den Rijn. (leven)?

Slide 44 - Open question

De leeuwen ........................ de impala. (doden)

Slide 45 - Open question

Een onbekende man .................. mij met mijn fiets. (helpen)

Slide 46 - Open question

Daar, op die plek, .................... vroeger boerderijen. (staan)

Slide 47 - Open question

Felicia ................. het konijnenhok buiten. (zetten)

Slide 48 - Open question

De historici ..................... nieuwe feiten over Napoleon. (ontdekken)

Slide 49 - Open question

Welke .................. heb jij? (kiezen)

Slide 50 - Open question

Als kind ........................ mijn zusje in kabouters. (geloven)

Slide 51 - Open question

...................... jullie veel, toen jullie jong waren? (reizen)

Slide 52 - Open question

.................... zij wel eens in de Efteling? (zijn)

Slide 53 - Open question



Werkwoorden lijst 2
regelmatige en onregelmatig

Slide 54 - Slide

De docent ..................... de cursisten heel hard uit. (lachen)
A
lachten
B
gelachen
C
lachte
D
lechte

Slide 55 - Quiz

Hoe laat hebben jullie ....................? (ontbijten)
A
geontbijten
B
ontgebeten
C
ontgebijten
D
ontbeten

Slide 56 - Quiz

Wat ................... de cursisten vandaag doen op school? (moeten)
A
moetsen
B
moesten
C
masten
D
moetten

Slide 57 - Quiz

In de jaren zestig ................. dat nog niet. (kunnen)
A
gekund
B
kunde
C
kon
D
konde

Slide 58 - Quiz

Welke boeken heeft Tolkien allemaal ..................... (schrijven)
A
schrijfde
B
schreven
C
geschreefd
D
geschreven

Slide 59 - Quiz

Wie .................... de hond? (slaan)
A
sloeg
B
slaagde
C
slag
D
slieg

Slide 60 - Quiz

De auto is het ravijn in ................... (schuiven)
A
geschoofd
B
geschoven
C
gescheefd
D
gescheven

Slide 61 - Quiz