Monohybride kruisingen

Thema 5 Erfelijkheid + monohybride kruisingen 
1 / 23
next
Slide 1: Slide
BiologieMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

This lesson contains 23 slides, with interactive quizzes and text slide.

Items in this lesson

Thema 5 Erfelijkheid + monohybride kruisingen 

Slide 1 - Slide

Wanneer ben je heterozygoot?

Slide 2 - Open question

Wat betekent het woord recessief?
A
een eigenschap die alleen tot uiting komt zonder dominant allel
B
een eigenschap die altijd tot uiting komt
C
een eigenschap waarvoor je heterozygoot moet zijn
D
een eigenschap die alleen tot uiting komt als je deze 1 keer hebt

Slide 3 - Quiz

Wanneer ben je homozygoot?

Slide 4 - Open question

Wat betekent het woord dominant?
A
een eigenschap die alleen tot uiting komt zonder recessief allel
B
eigenschap die altijd tot uiting komt als er minstens 1 allel is.
C
Je moet homozygoot zijn wil deze eigenschap tot uiting komen
D
een eigenschap die alleen tot uiting komt als je 1 allel hebt

Slide 5 - Quiz

Hoe groot is kans op een heterozygote nakomeling bij de kruising Aa x Aa?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 6 - Quiz

Hoe groot is de kans op een homozygoot genotype bij de kruising Aa x Aa?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 7 - Quiz

Hoe groot is de kans op een dominant fenotype bij de kruising Aa x Aa?
A
25%
B
50%
C
75%
D
100%

Slide 8 - Quiz

Wat is het genotype en hoe kan het genotype veranderen?

Slide 9 - Open question

Hoeveel chromosomen in een lichaamscel?
A
23
B
46
C
48
D
96

Slide 10 - Quiz

Floor heeft een allel voor blond haar en een allel voor bruin haar. Floor is blond. Welk allel is dominant?
A
Blond
B
Bruin
C
Blond en bruin
D
Dat kun je op basis van deze informatie niet zeggen

Slide 11 - Quiz

Wat is een allel?
A
Dit is een andere benaming voor een gen
B
Dit is een erfelijke ziekte
C
Dit is een mutatie in en geslachtschromosoom
D
Dit is een variant van een gen

Slide 12 - Quiz

Een man en een vrouw hebben allebei een allel voor steil haar en een allel voor krullend haar. Ze krijgen samen een kind.

Welke allelencombinatie(s) kan/kunnen bij dit kind voorkomen?
A
Steil-Steil
B
Steil-Krullend
C
Krullend-Krullend
D
Alle antwoorden zijn mogelijk.

Slide 13 - Quiz

Wat is een gen?

Slide 14 - Open question

Hoe groot is de kans op een dominant fenotype bij de kruising Aa x aa?
A
0%
B
25%
C
50%
D
100%

Slide 15 - Quiz

Adenine zit altijd tegenover....
timer
0:15
A
Cytosine
B
Guanine
C
Thymine
D
Uracil

Slide 16 - Quiz

Genen je een huidcel zijn gelijk aan de genen in je levercel


A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz

Dit zijn de chromosomen van een?
A
man
B
vrouw

Slide 18 - Quiz

Vader met 46 chromosomen
Moeder met 46 chromosomen
Hoe krijg jij 46 chromosomen?
A
23 van vader en 23 van moeder
B
Elke keer anders, als het er maar 46 zijn
C
46 van moeder
D
46 van vader

Slide 19 - Quiz

Wat is een gen?
A
De DNA-code voor één eigenschap
B
Een eigenschap van een organisme.
C
Een eiwit.
D
Het DNA van een organisme.

Slide 20 - Quiz

Welke combinatie basenparen is juist?
A
A - G & T - C
B
A- C & T - G
C
A - T & G - C
D
Alle combinaties

Slide 21 - Quiz

Wat is je fenotype?

Slide 22 - Open question

Het X-chromosoom en Y-chromosoom zijn
A
Geslachtschromosomen
B
Geslachtscellen

Slide 23 - Quiz