Meervoud met trema --> met klemtoon, met extra e, met trema. Zonder klemtoon, zonder extra e, met trema. (melodie-melodieën VS bacterie-bacteriën). Woorden -ee met trema met extra e (idee-ideeën).
Twee meevoudsvormen --> groente/museum/band (betekenis).
Bijzondere meervoudsvormen --> korte klank wordt lange klank (dak-daken), klinker verandert (schoonheid-schoonheden), -eren (kind-kinderen), onregelmatig (koe-koeien en lende-lendenen).
Slide 9 - Slide
Bijvoeglijk naamwoord
Verbogen --> + e. De mooie auto.
Onverbogen --> zonder e. De auto is mooi.
Deelwoorden als bijvoeglijk naamwoord --> het geslaagde feest. Schrijf je zo kort mogelijk, tenzij uitspraak belemmert wordt. (vergrote scherm - ontpitte kersen).
Stoffelijk bijvoeglijk naamwoord --> eindigen op -en (ijzeren schaar, papieren vliegtuig) tenzij leenwoord uit Engels (plastic hoes, polyester shirt).
Trappen van vergelijking:
Slide 10 - Slide
Wat weet je nog van werkwoordspelling?
Slide 11 - Mind map
Waarvoor gebruik je 't ex-kofschip ook alweer?
Slide 12 - Mind map
Waar wil je tijd aan besteden: spelling in de tegenwoordige tijd, spelling in de verleden tijd, spelling van voltooide deelwoorden, spelling van onvoltooide deelwoorden, spelling van Engelse werkwoorden?
Slide 13 - Open question
Werkwoordspelling tegenwoordige tijd
Soms kan er meer veranderen in de spelling van de persoonsvorm.
-Ik
-Jij achter persoonsvorm
Hele werkwoord -en.
Ik fiets het liefst samen.
Fiets jij altijd alleen?
-Jij voor de persoonsvorm
-Hij/zij/het
Hele werkwoord -en +t.
Zij fietst altijd met haar broer.
Jij wordt nooit moe van fietsen.
-Wij/jullie/zij
Hele werkwoord.
Jullie fietsen te snel.
Wij worden niet snel moe.
Korte klank met twee dezelfde medeklinkers --> een verdwijnt.
Pakken - ik pak - jij pakt
Bestellen - ik bestel - jij bestelt
Als een werkwoord -en eindigt op één medeklinker, dan verdubbelt de klinker zodat de klank lang blijft.
Raken - ik raak - jij raakt
Bespelen - ik bespeel - jij bespeelt
Z verandert in s, v verandert in f.
Kiezen - ik kies - jij kiest
Proeven - ik proef - jij proeft
Slide 14 - Slide
Werkwoordspelling verleden tijd
Zwakke werkwoorden
Ik/jij/hij/zij/het
Hele werkwoord -en + te/de
Ik fietste langzaam.
Het regende de hele dag.
Wij/jullie/zij
Hele werkwoord - en + ten/den
We lachten ons kapot.
Ze belandden in het water.
Sterke werkwoorden
Veranderen van klank
o --> ie
ij --> ee
i --> o
e --> a
lopen --> liep
schrijven --> schreef
beginnen --> begon
lezen --> las
Slide 15 - Slide
Voltooid deelwoord
Handeling is gebeurd of gedaan. Vaak gepaard met hebben, zijn of worden.
Schrijf zo kort en eenvoudig mogelijk.
Ik had nog nooit zo ver gelopen.
Maak langer om te horen of je een -t of -d schrijft.
Vannacht zijn er twee bomen omgewaaid.
Het dak heeft gelekt.
Gebruik de regel van 't ex-kofschip.
Zie hierboven.
Geen extra voorvoegsel.
Je had me toch niet geloofd.
Scheidbare werkwoorden.
Moet werkwoordspelling worden afgeschaft?
Soms ge- .ervoor bij samengestelde werkwoorden die niet scheidbaar zijn.
Op dat terrein heb ik gehandbald.
Trema bij klinkerbotsing.
Die opmerking heeft hem nogal geërgerd.
Slide 16 - Slide
Onvoltooid deelwoord
Handeling is nog bezig. Te herkennen aan -nde.
Hele werkwoord +d.
Fluitend won ze de wedstrijd.
Uit het niets opdoemend kwam de boot recht op ons af.
Soms hele werkwoord +de.
Leraar zijnde wil je het goede voorbeeld geven.
Al pratende vergaten ze de tijd.
Slide 17 - Slide
Engelse werkwoorden
Slide 18 - Slide
Oefeningen
Wie?
Zelfstandig.
Wat?
HAVO: Taalverzorging B werkwoordspelling, opdracht 3, 4 en 7.
VWO: Taalverzorging B werkwoordspelling, opdracht 3, 4, 6 en 7.