Basisregel:Je volgt zoveel mogelijk de Nederlandse regels. Alleen let je er wel op of de uitspraak dan nog klopt.
Bijvoorbeeld:
racen: stam = rac (- en). Dan krijg je: hij ract. Dat klinkt niet, dus is het
'ik race', de e komt dus bij de ik-vorm. Je gebruikt dus eigenlijk de Engelse ik-vorm.
Ik racete, ik heb geracet (racete, je hoort een t-klank, dus ik heb geracet).