Spelling 5 september

Welkom in de les


Jas in kluisje of aan de kapstok boven
Telefoon in telefoontas
(Lees)boek, etui en aantekeningenschrift op tafel
1 / 23
next
Slide 1: Slide
NederlandsMiddelbare schoolvmbo t, havoLeerjaar 2

This lesson contains 23 slides, with text slides.

Items in this lesson

Welkom in de les


Jas in kluisje of aan de kapstok boven
Telefoon in telefoontas
(Lees)boek, etui en aantekeningenschrift op tafel

Slide 1 - Slide

timer
15:00

Slide 2 - Slide

Na deze les
- heb je geoefend met werkwoordspelling.
- weet je wanneer je een trema of apostrof gebruikt.


Slide 3 - Slide

Even oefenen: schrijf alle pv's op.
1. Ik las in de krant dat de wijkvereniging dit jaar op 14 februari een avondje speeddaten voor konijnen organiseert.

2. Konijnen leven in het wild als groepsdieren, maar ze belanden vaak in hun eentje bij hun baasje.

3. De dierenbescherming hoopt dat sommige konijnen op deze Valentijnsavond elkaar beter leren kennen.


Slide 4 - Slide

Even oefenen: schrijf alle pv's op.
1. Ik las in de krant dat de wijkvereniging dit jaar op 14 februari een avondje speeddaten voor konijnen organiseert.

2. Konijnen leven in het wild als groepsdieren, maar ze belanden vaak in hun eentje bij hun baasje.

3. De dierenbescherming hoopt dat sommige konijnen op deze Valentijnsavond elkaar beter leren kennen.


Slide 5 - Slide

Trema
Twee klinkers naast elkaar die zonder trema samen zouden worden uitgesproken.

Plaats het trema op de goede 'e'.
tweeen
weeen
zeeen
Albanie

Slide 6 - Slide

Koppelteken bij een samenstelling
1. Wanneer er uitspraakproblemen zijn
2. Bij een getal of afkorting

stage-uren
80-jarige
vwo-leerling

Maar: havoleerling en autoalarm

Slide 7 - Slide

Apostrof
bij uitspraakproblemen, afkortingen en als weglatingsteken

1. lady'tje
Otto's auto. Maar: Annes winkeltje

2. cd'tje. Maar: autootje

3.  's middags (des middags)

Slide 8 - Slide

Aan het werk
In je boek: 
blz. 35, 1-4 (trema, apostrof en leestekens)
blz. 70, 9-11 (werkwoordspelling)

Nakijken:
blz. 36 en 37, opdracht 10
blz. 70 en 71, opdracht 10


Slide 9 - Slide

Wat doet de persoonsvorm ook alweer in de zin?

Slide 10 - Slide

Wat doet de persoonsvorm ook alweer in de zin?


1. geeft de tijd aan (zet de zin dus in een andere tijd om de pv's te vinden)

2. heeft een relatie met het onderwerp (congruentie)
De vrouw liep/de vrouwen liepen

Slide 11 - Slide

persoonsvorm tt (pv tt)


1e persoon ev            ik antwoord
2e persoon e.v.          jij antwoord + t   = jij antwoordt
3e persoon e.v.          hij/zij/het  antwoord + t = hij/zij/het/ antwoordt

Slide 12 - Slide

persoonsvorm tt  (pv tt)


1e persoon mv            wij antwoorden
2e persoon mv.          jullie antwoorden
3e persoon mv.          zij antwoorden

Slide 13 - Slide

pv vt
Zwakke werkwoorden
stam + de(n) of te(n)
Hij verbrandde de brief.
Hij lachte om de grap.

Sterke werkwoorden: klankverandering
Hij zwom naar de overkant. 

Slide 14 - Slide

pv vt
ik beantwoordde de brief
jij beantwoordde de brief
hij/zij beantwoordde de brief

wij beantwoordden de brief (let op de n omdat het meervoud is!!)
jullie beantwoordden de brief
zij beantwoordden de brief

Slide 15 - Slide

voltooid deelwoord


Ik huil (tt). → Ik ben aan het huilen.
Ik heb gehuild →Ik ben niet meer aan het huilen. Dit noemen we de voltooid tegenwoordige tijd.
Ik heb gelopen.
Ik ben verhuisd.


Slide 16 - Slide

voltooid deelwoord



Ik had gehuild →. Dit noemen we de voltooid verleden tijd.
Ik had gelopen.
Ik was verhuisd.


Slide 17 - Slide

voltooid deelwoord
Samen met een ander werkwoord (hebben of zijn = hulpwerkwoord)

Ik ben verhuisd.
Ik heb gegeten.
Ik ben ontdekt.
Woorden met ge-, ver-   be-, ver-, ont-, of her-
Vaak met ge- ervoor. 
 

Slide 18 - Slide

Onvoltooid deelwoord
Liggend op een luchtbed, dobberde hij op het water.

Juichend stond hij aan de lijn.

Slide 19 - Slide

Voltooide deelwoorden bijvoeglijk gebruikt
voltooid:
de gelopen race
de vergane glorie ( Voltooid deelwoord is vergaan, maar schrijf het zo kort mogelijk op als je het bijvoeglijk gebruikt.)

d of t: schrijf het op zoals je het hoort.
De kapotte lamp. 
Het verbrande papier

Slide 20 - Slide

Engelse werkwoorden
Basisregel:
Je volgt zoveel mogelijk de Nederlandse regels. Alleen let je er wel op of de uitspraak dan nog klopt.
Bijvoorbeeld:
racen: stam = rac (- en). Dan krijg je: hij ract. Dat klinkt niet, dus is het
'ik race', de e komt dus bij de ik-vorm. Je gebruikt dus eigenlijk de Engelse ik-vorm.

Ik racete, ik heb geracet (racete, je hoort een t-klank, dus ik heb geracet). 

Slide 21 - Slide

Aan het werk
In je boek: 
blz. 36 en 37, opdracht 10
blz. 70 en 71, opdracht 10


Daarna: https://www.cambiumned.nl/werkwoordspelling/
Maak eigen keuzes! 

Slide 22 - Slide

Huiswerk
Dinsdag 5 september: leesboek mee, opdrachten uit de les afmaken. Leren aantekeningen werkwoordspelling en doorlezen blz. 

Deze week: boek uitkiezen 15+ (D-boek). Uit: na de herfstvakantie.





Slide 23 - Slide