This lesson contains 16 slides, with interactive quizzes and text slides.
Items in this lesson
Slide 1 - Slide
hoe vervoeg je de werkwoorden in de tt?
Slide 2 - Mind map
ik speel (spielen)
Slide 3 - Open question
jij boxt (boxen)
Slide 4 - Open question
zij wacht (warten)
Slide 5 - Open question
wij lopen (laufen)
Slide 6 - Open question
jullie praten (reden)
Slide 7 - Open question
zij doen (machen)
Slide 8 - Open question
u schrijft (schreiben)
Slide 9 - Open question
Präsens (tegenwoordige tijd)
A.) Regelmatige werkwoorden (sterk + zwak):
1. Hoofdregel
2. Uitzondering: -sisklank
3. Uitzondering: -d/-t
B.) Onregelmatige werkwoorden:
haben, sein, werden + modale hulpwerkwoorden
Slide 10 - Slide
Regelmatige werkwoorden
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
mache
machst
macht
machen
macht
machen
boxe
boxt
boxt
boxen
boxt
boxen
arbeite
arbeitest
arbeitet
arbeiten
arbeitet
arbeiten
1. machen
2. boxen*
3. arbeiten **
öffnen (openen)
atmen (ademen)
rechnen (rekenen)
regnen (regenen),
zeichnen (tekenen)
* werkwoorden die met de stam eindigen op een sisklank (-s, -ss, -ß, -x, -z) krijgen bij 'du' alleen een -t ipv -st
** werkwoorden die met de stam eindigen op een -d/-t of medeklinker + -m of -n krijgen bij 'du, er/sie/es/man en ihr' een extra -e tussen de stam en de uitgang
Slide 11 - Slide
Onregelmatige werkwoorden
ich
du
er/sie/es/man
wir
ihr
sie/Sie
habe
hast
hat
haben
habt
haben
bin
bist
ist
sind
seid
sind
werde
wirst
wird
werden
werdet
werden
haben
sein
werden
worden/zullen
zijn
hebben
Slide 12 - Slide
das Partizip
hoofdregel
werkwoorden met stam op -d, -t, -m, -n
werkwoorden die eindigen op -ieren
werkwoorden die beginnen met be- of ver-
ge + stam + t
stam + t
ge + stam + et
Slide 13 - Drag question
Partizip (voltooid deelwoord)
A.) zwakke werkwoorden:
1. Hoofdregel
2. Uitzondering: stam op -d/-t &
medeklinker + -m of -n
3. Uitzondering: be- of ver-
4. Uitonzdering: -ieren
B.) Onregelmatige werkwoorden + sterke werkwoorden: